Eugène uit Ivoorkust
Parijs, een stad waar
ik niet op uitgekeken raak en waar ik altijd iets beleef. Zoals in de zomer van
1975 toen ik er mijn eerste huwelijksaanzoek kreeg. Samen met Jan, een
studiegenoot, zou ik twee weken doorbrengen in Parijs. Als student Frans kon ik
tijdens de zomervakantie goedkoop een kamer huren in een studentenflat in
Epinay-sur-Seine, een voorstad van
Parijs. Ik reserveerde twee kamers en goedgemutst kwamen we in de namiddag aan bij
ons vakantieadres. We werden vriendelijk ontvangen maar er bleek een probleem
te zijn. De studentenflat was bestemd voor mannelijke studenten. De man wilde
voor één keer de hand over het hart strijken. Ik mocht bij uitzondering hier logeren.
De Afrikaanse student, een handdoek gedrapeerd om zijn
donkere lijf, viel bijna om van verbazing toen er uit de douchecel naast hem
een vrouw tevoorschijn kwam. Nadat hij van de schrik bekomen was stelde hij
zich voor: Gustave uit Kameroen. Het klikte en Jan en ik werden uitgenodigd om die
avond bij hem te komen om nader kennis te maken. Het was reuze gezellig.
Gustave vertelde dat er veel studenten uit Kameroen, Ivoorkust en Senegal waren.
De volgende avond gingen we weer op bezoek bij Gustave die ook andere studenten
had uitgenodigd. Ze dansten vol overgave op de muziek. Jan en ik zaten wat
onwennig te kijken naar hun soepele bewegingen. Zo ging het avond aan avond. We
begonnen voorzichtig mee te dansen en we luisterden naar de vaak schrijnende
verhalen over heimwee en discriminatie.
Eén student, Eugène uit Ivoorkust, had wel erg veel
belangstelling voor mij. Eugène kon het zich permitteren, samen met zijn
broer die ook zijn neef bleek te zijn, een kamer te huren bij een particulier.
Zijn vader had genoeg geld om twee vrouwen te onderhouden. Op een avond vroeg
Eugène of ik er niet voor voelde om na zijn studie zijn vrouw te worden. Ik zou
in een groot huis met bedienden komen te wonen. Eugène stond erop dat we een
avond bij hem thuis zouden komen. Nadat
we ons tegoed hadden gedaan aan de rijkelijke maaltijd in het
studentenrestaurant vereerden we Eugène met ons bezoek. We moesten plaatsnemen
aan een tafeltje. Eugène had een grote pan rijst voor ons gekookt. Hij schepte
onze borden vol en goot er een scherpe rode saus over. Zelf at Eugène niet mee,
hij stond geleund tegen de muur te kijken hoe wij ons door de rijstebrijberg
heen worstelden. Zodra ons bord leeg was werd het weer vol geschept. Gelukkig werden onze glazen ook steeds weer
met water bijgevuld. Wij keken niet meer blij en ook Eugène keek steeds bozer. Plotseling
dook zijn neef/broer op: onze redder in de nood. Hij legde uit dat je in
Ivoorkust door veel en smakelijk te eten van wat je krijgt aangeboden laat
merken dat je de vriendschap waardeert. Te laat. De relatie met Eugène was onherstelbaar
beschadigd. Zijn foto heb ik nog, een jongen die glimlachend kijkt naar de rode
roos in zijn hand.
Anja Balt
Dit verhaal is geplaatst in de Leeuwarder Courant/Dagblad van het Noorden op zaterdag 6 augustus. |