Ondeugende schapen in de Kale Duinen
Het is heerlijk om op een zonnige dag in de lente een flinke
wandeling te maken door het Aekingerzand bij Appelscha, ook wel toepasselijk
Kale Duinen genoemd. Zondag 30 april schijnt de zon heerlijk, de temperatuur is
aangenaam: geschikt weer om weer eens een wandeling te maken in dit fraaie
gebied. Zoals meestal in een weekend ben ik niet de enige bezoeker maar de meeste mensen
blijven voor in het gebied hangen. Hoe verder ik de duinen in wandel, hoe
stiller het wordt tot ik alleen de vogels hoort fluiten, de wind hoor waaien en
de schapen hoor blaten. Want hier lopen schapen rond, onder andere het Drentse
heideschaap. Ik zie schapen met de bekende stevige krulvacht en nozems met
lange haren, sommige schapen hebben horens. Er staat een stevige wind, ik zie
het zand voor me opwaaien. Al snel knispert het zand tussen mijn tanden.
Beschut voor de wind is een jong gezin neergestreken aan de voet van een duin.
De kinderen spelen zoet in het zand.
Nieuwsgierig komen twee schapen dichterbij. Eén schaap is wel heel nieuwsgierig
en snuffelt aan het wandelwagentje. Dan keert ze zich snel om en maakt zich met
huppelpasjes uit de voeten. De vader snelt het schaap achterna, pakt het met
beide handen van achteren beet en loopt er zo achteraan. Het is een komisch
gezicht en ik begrijp niet wat de man bezielt. Dan doet hij een graai naar de
bek van het schaap en even later houdt hij triomfantelijk een flesje in de
lucht. Het schaap had een voedingsflesje uit het wandelwagentje gepakt. Dit heb
ik bij schapen niet eerder meegemaakt. Dat geiten van alles eten is mij bekend,
paarden en pony’s kunnen ook hinderlijk op zoek zijn naar iets lekkers. Zo
staat de pony in een weitje ergens in Karinthië me nog goed voor de geest. De
wandeling ging door een stuk omheind land en de pony hield mijn jaszak stevig
in de bek, op zoek naar suikerklontjes die ik niet had. Met de pony in mijn
kielzog probeerde ik de veilige overkant
te bereiken. Ik vermoed dat er bezoekers zijn die de schapen voeren waardoor ze
opdringerig worden.
Ik wandel verder en kom meer schapen tegen dan mensen. De
meeste schapen worden vergezeld door één of twee lammetjes. Hier hebben de
schapen een fijn vrij leven. Heerlijk rondscharrelen in een natuurgebied. Deze
lammetjes zijn beter af dan de lammetjes die ik laatst zag bij een boerderij.
De beestjes groeien op in een stal, met moeder, maar in een beperkte ruimte.
Het doet me pijn, een lammetje dat nooit lekker buiten in de zon kan huppelen.
Op de terugweg zie ik twee kleine lammetjes zitten, ze blèren aandoenlijk.
Moeder is niet in de buurt. Een lammetje besluit moeder te gaan zoeken maar het
schaap waar hij contact mee zoekt, duwt hem weg. Ik wandel verder maar ik blijf denken aan de
in mijn ogen twee eenzame lammetjes. Heeft de moeder ze in de steek gelaten?
Als ik net in bed lig denk ik weer aan de lammetjes. Om snel
in slaap te vallen besluit ik schaapjes
te gaan tellen.
Anja Balt