Een karbies vol herinneringen
Hoofdstuk 4
Vakantie in Appelscha
In 1963 gingen we voor het eerst echt met vakantie. Ik was
toen 11 jaar en mijn broertje 6 jaar. Hiervoor gingen we tijdens de vakanties
logeren bij oma. Mijn vader kon van een collega een zomerhuisje huren op het
kampeerterrein van Pieter de Boer in Appelscha. Ruim van te voren legde mijn
moeder de kleren, lakens en handdoeken, die mee moesten, klaar in de voorkamer.
De voorpret was groot. We telden de dagen af.
Eindelijk was het zover. Op een zomerse zaterdagochtend
gingen we vanuit Leeuwarden met de bus naar Appelscha. We vonden het een hele
reis. Omdat we wat te vroeg in Appelscha waren gingen we eerst op een terras
wat drinken. Dat was een belevenis op zich. Mijn broertje en ik kregen een
glaasje ranja. Mijn moeder proefde met een zuinig gezicht van mijn limonade en
zei hoofdschuddend: “Weinig siroop en veel water. Zo verdienen ze hun geld”. Even
later zochten we nieuwsgierig het kamp van Pieter de Boer en ons huisje. “Hier
is ‘t”, riep mijn vader en warempel: boven de deur hing een bordje met de naam
“Hier is ’t”. Onze voorgangers vertrokken en wij konden onze intrek nemen. Wat
een schattig donkergroen houten huisje was het. Er hingen bloembakken met
geraniums onder de ramen. Er was een klein keukentje waar een enorme
petroleumlamp hing, een woonkamer met een stapelbed, een tafel met vier stoelen
en een theekastje. Boven de tafel hing een grote petroleumlamp. Er was ook een
slaapkamertje met een stapelbed. Daar sliepen mijn broertje en ik. Het hùske
stond buiten tegen onze slaapkamer aan. Als er iemand op zat kon je, als wij op
bed lagen, zo met elkaar praten. Er was
geen elektriciteit en geen stromend water. Wij vulden altijd een emmer met
water bij het huis van Pieter de Boer. Als het donker was werden de
petroleumlampen aangestoken. Ik vermoed dat er op butagas gekookt werd.
Ons huisje stond aan de rand van het terrein. Er waren nog
een paar houten huisjes en een eindje verderop was het tentenkamp. Tegenover
ons huisje stond een woonwagen. Daar woonde een oude mevrouw. Samen met mijn
vakantievriendinnetje of samen met mijn broertje gingen we wel op bezoek bij
deze vriendelijke vrouw. We kwamen er graag want het was een buitenkans in een
echte woonwagen te kunnen kijken. De mevrouw heeft ons ook een keer vroeg in de
avond meegenomen naar een weiland om naar grazende reeën te kijken.
Het kamp grensde aan de Boerestreek. Er zo’n beetje
tegenover bevond zich de speeltuin Duinen Zathe. Daar mocht ik een keer samen
met mijn vakantievriendinnetje spelen. We kregen een stempel op de hand zodat
we in en uit konden lopen. We durfden onze handen niet meer te wassen uit angst
dat de stempel zou vervagen. Op de Boerestreek stonden tegen de bosrand aan
houten bankjes zonder leuning opgesteld, hier werden altijd de groepsfoto’s
genomen tijdens schoolreisjes en andere groepsreisjes. Er stond ook een kraam
met snoep en souvenirs. Er hingen allemaal kleine aapjes waar we verlangend
naar keken. Mijn broertje en ik hebben elk zo’n zacht aapje gekregen. Er zaten
elastiekjes aan de armpjes, beentjes en het hoofd waarmee je het aapje bewegen
kon. Mijn aapje heeft al lang het loodje gelegd maar het aapje van mijn
broertje is er nog steeds.
De boodschappen deden we bij de winkels aan de Vaart. Op een
hoek was een winkel waar buiten allerlei kleurig speelgoed was uitgestald. Daar
heb ik een grote rode bal gekregen.
We verveelden ons geen moment. We maakten met onze ouders
lange wandelingen in de bossen. Ik herinner me nog dat we langs Beatrixoord
liepen en dat we zelfs een keer tot aan de rand van de Kale Duinen zijn
gewandeld. We vonden het prachtig dat het bos wat heuvelachtig was. Ook
gingen we wel naar een grote plas waar we konden pootje baden. En als we thuis
waren speelde ik met mijn vakantievriendinnetje en marcheerde mijn broertje met
een grote stok als tambour-maître langs
de tenten.
Onze eerste vakantie was zo goed bevallen dat we in 1964
weer een week naar “ons huisje” zijn gegaan. We hadden zo enthousiast verteld
over ons verblijf dat deze keer veel familieleden besloten een dagje bij ons te
komen. Vanuit Steenwijk, waar de meeste familie woonde, was Appelscha
gemakkelijk bereikbaar. Er was blijkbaar ook een goede busverbinding want tante
Dien kwam met Jeanne met de bus naar Appelscha. Op een avond hadden tante
Jannie en oom Arend zelfs oma meegenomen. Dat was een hele aparte ervaring. Wij
gingen altijd naar oma toe, oma kwam nooit bij ons. En nu zat ze zomaar in ons
zomerhuisje te genieten. Zo nu en dan zwaaiden oma en de mevrouw in de woonwagen
glimlachend naar elkaar.
Ook deze tweede vakantie in Appelscha vloog voorbij. De
nieuwe gasten werden met een auto gebracht en wij konden mee terug naar
Leeuwarden. Veel te snel naar onze zin waren we weer thuis. We hadden weer
stromend water, elektriciteit, meer ruimte, allemaal onze eigen slaapkamer.
Maar wat misten we de ruimte en de vrijheid buiten, de bossen en de heerlijke
boslucht. We moesten weer een heel lang jaar wachten op de volgende vakantie.
Dat we niet weer naar Appelscha zouden gaan maar naar Terschelling wisten we
toen nog niet.
Anja Balt
Mijn verhaal “Nooit weer Appelscha” is als zomercolumn
geplaatst in de Sneon en Snein bijlage van de
Leeuwarder Courant in de zomer van 2012. Op mijn weblog is dit verhaal
geplaatst op 1 april 2013.
Het vervolg op de vakanties in Appelscha staat beschreven in
het verhaal “Schon wieder”. Dit verhaal is als zomercolumn geplaatst in de
Leeuwarder Courant in 2015. Dit verhaal is op mijn weblog geplaatst op 19 juli
2015.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten