zaterdag 6 augustus 2016

Zomercolumn 2016

Dit is mijn zomercolumn die zaterdag 6 augustus is geplaatst in de Leeuwarder courant/Dagblad van het Noorden.


Eugène uit Ivoorkust

 
Parijs, een  stad waar ik niet op uitgekeken raak en waar ik altijd iets beleef. Zoals in de zomer van 1975 toen ik er mijn eerste huwelijksaanzoek kreeg. Samen met Jan, een studiegenoot, zou ik twee weken doorbrengen in Parijs. Als student Frans kon ik tijdens de zomervakantie goedkoop een kamer huren in een studentenflat in Epinay-sur-Seine, een voorstad  van Parijs. Ik reserveerde twee kamers en goedgemutst kwamen we in de namiddag aan bij ons vakantieadres. We werden vriendelijk ontvangen maar er bleek een probleem te zijn. De studentenflat was bestemd voor mannelijke studenten. De man wilde voor één keer de hand over het hart strijken. Ik mocht bij uitzondering hier logeren.  
 
De Afrikaanse student, een handdoek gedrapeerd om zijn donkere lijf, viel bijna om van verbazing toen er uit de douchecel naast hem een vrouw tevoorschijn kwam. Nadat hij van de schrik bekomen was stelde hij zich voor: Gustave uit Kameroen. Het klikte en Jan en ik werden uitgenodigd om die avond bij hem te komen om nader kennis te maken. Het was reuze gezellig. Gustave vertelde dat er veel studenten uit Kameroen, Ivoorkust en Senegal waren. De volgende avond gingen we weer op bezoek bij Gustave die ook andere studenten had uitgenodigd. Ze dansten vol overgave op de muziek. Jan en ik zaten wat onwennig te kijken naar hun soepele bewegingen. Zo ging het avond aan avond. We begonnen voorzichtig mee te dansen en we luisterden naar de vaak schrijnende verhalen over heimwee en discriminatie. 
 
Eén student, Eugène uit Ivoorkust, had wel erg veel belangstelling voor mij.  Eugène  kon het zich permitteren, samen met zijn broer die ook zijn neef bleek te zijn, een kamer te huren bij een particulier. Zijn vader had genoeg geld om twee vrouwen te onderhouden. Op een avond vroeg Eugène of ik er niet voor voelde om na zijn studie zijn vrouw te worden. Ik zou in een groot huis met bedienden komen te wonen. Eugène stond erop dat we een avond bij hem thuis zouden komen.  Nadat we ons tegoed hadden gedaan aan de rijkelijke maaltijd in het studentenrestaurant vereerden we Eugène met ons bezoek. We moesten plaatsnemen aan een tafeltje. Eugène had een grote pan rijst voor ons gekookt. Hij schepte onze borden vol en goot er een scherpe rode saus over. Zelf at Eugène niet mee, hij stond geleund tegen de muur te kijken hoe wij ons door de rijstebrijberg heen worstelden. Zodra ons bord leeg was werd het weer vol geschept.  Gelukkig werden onze glazen ook steeds weer met water bijgevuld. Wij keken niet meer blij en ook Eugène keek steeds bozer. Plotseling dook zijn neef/broer op: onze redder in de nood. Hij legde uit dat je in Ivoorkust door veel en smakelijk te eten van wat je krijgt aangeboden laat merken dat je de vriendschap waardeert. Te laat.  De relatie met Eugène was onherstelbaar beschadigd.  Zijn foto heb ik nog,  een jongen die glimlachend kijkt naar de rode roos in zijn hand.

 
Anja Balt

Dit verhaal is geplaatst in de Leeuwarder Courant/Dagblad van het Noorden op zaterdag 6 augustus.