donderdag 25 april 2013

Mirages





Lerares Frans ziet ze vliegen

 Vorig jaar heb ik mijn zomervakantie doorgebracht in Malaucène ( Vaucluse ) aan de voet van de Mont Ventoux. In de hoop Mirages te zien heb ik gekeken bij het militaire vliegveld bij Orange. Helaas, geen vliegtuig te bekennen. Vorige week en deze week wordt de oefening Frisian Flag gehouden. En wat heb ik bij Leeuwarden zien vliegen. De Mirage 2000, die als thuisbasis Orange heeft. Gracieus als een echte Française, brullend als een Parijzenaar die met zijn auto vast zit in het te drukke stadsverkeer.  Wat een prachtig toestel. Vier vertoonden hun kunsten in de lucht. Ook de Mirages F-1 waren van de partij.

Verbaasd dat ik graag naar vliegtuigen kijk en zelfs vliegshows bezoek? Er zijn meer mensen met onverwachte hobby’s. Zo heb ik een collega die in de weekenden regelmatig meerijdt op een vrachtauto. Ik ken een dermatoloog die in zijn vrije tijd op zolder met treinen speelt. Laatst kwam de schilder even binnen bij mij thuis. Ik zag hem bij binnenkomst al kijken naar het poppenhuis in de kamer. Ik begon me al te schamen, ik verwachtte dat hij het belachelijk zou vinden. Maar hij vond het juist heel leuk. “ik heb altijd al een poppenhuis willen bouwen”, was zijn reactie.  Wie weet, schildert hij straks niet alleen mijn woning, maar timmert hij straks voor mij ook nog een fraai miniatuur grachtenpand.

Anja Balt

vrijdag 12 april 2013


Goede doelen

 

Vanmorgen, vrijdag is mijn vrije dag,  heb ik boodschappen gedaan. In de hal van het winkelcentrum is het een kabaal van jewelste. Een groep basisschoolleerlingen staat met blauwe zakken gevuld met lege plastic flessen bij de ingang van de supermarkt. Ze verzamelen blijkbaar statiegeldflessen voor een goed doel. Welk doel dat is, is niet duidelijk. Er is nergens een bord of plakkaat te bekennen. De verkoopster van de straatkrant, de Riepe, staat er ook, nog meer verloren dan anders, bijna weggedrukt door de groep kinderen. Het is dezelfde verkoopster waarover ik in mijn column “geen gezicht” vertel. Ze heeft voor mij nog meer gezicht gekregen. Ik weet nu dat ze Anka heet, uit Bulgarije komt en daar twee dochters heeft. Ik koop een krant en maak een praatje. 15 mei gaat ze tijdelijk terug naar Bulgarije, in de zomer zijn hier veel mensen met vakantie en ze heeft dan minder klanten. Als ik weer naar de auto loop, kom ik weer langs de groep kinderen. Hun onderwijzer staat er met een verveeld gezicht bij. Ik spreek hem aan. “Als elke leerling nu een krant van die mevrouw koopt, heeft zij ook een leuke dag. Jullie staan hier toch voor het goede doel”? “Dat gebeurt niet”, zegt hij chagrijnig. Ik kan het niet nalaten tegen de kinderen te zeggen: “Koop nou een krant van die mevrouw, dan ik zij ook blij”.   “Ik wil wel, maar ik heb zelf geen geld mee”, zegt er één. De reactie van de onderwijzer heb ik niet afgewacht.

Anja Balt

Voor altijd schooljuf

 

Mijn oma zei het altijd al: ”Onze Anja wordt later schoelejuf”. Ze heeft gelijk gekregen. Ik werk al bijna 36 jaar als lerares Frans en Nederlands, waarvan bijna 31 jaar aan de huidige school. Het vroegere juffrouw is inmiddels vervangen door mevrouw. Maar voor mijn oudste oud-leerlingen, die zelf al tussen de 47 en 50 jaar zijn, blijf ik hun Franse juf. Ik kreeg een mail van een oud-leerling, die contact zocht i.v.m. een reünie waar dan ook boven stond: ”Hallo juffrouw Balt”. Zij is de eerste volger geworden van deze nieuwe site. Het doet me goed dat ze me niet vergeten zijn. Anderen hebben oud-collega’s, ik heb oud-collega’s en daarnaast heel veel oud-leerlingen. Een snel rekensommetje maakt me duidelijk dat ik ruim 7000 oud-leerlingen moet hebben. Ik kom ze dan ook regelmatig tegen. De meesten zijn altijd in voor een praatje. Ze herkennen mij onmiddellijk, ik moet bekennen dat ik soms diep moet nadenken voor ik weet wie ik voor me heb. Laatst riep het meisje achter de kassa van de supermarkt enthousiast: ”Dag, mevrouw Balt”! “Heb ik jou in de klas gehad”? vroeg ik. “Nee”, was het laconieke antwoord. “Maar mijn moeder wel”. Ik heb ondertussen inderdaad kinderen in de klas van oud-leerlingen. En dan heb ik het nog niet eens over al die ouders die mij kennen. Juist het contact met mensen maakt het beroep van leraar zo aantrekkelijk.

Helaas heeft het beroep van leraar niet bij iedereen een positief imago. “Deed u vroeger goed uw best op school”? vroeg eens een leerling. “ja, ik deed inderdaad goed mijn best en ik haalde daardoor ook goede cijfers”. “Ik begrijp niet waarom u dan lerares bent geworden”, was het sneue antwoord. Als ik vertel dat ik het werk niet 36 jaar zou hebben volgehouden als ik er niet zo’n  plezier in had gehad, knikken ze begrijpend.

De schattigste opmerking, die ik ooit kreeg, kwam van een buurjongetje van 6 jaar. Ik werkte net op mijn huidige school. Hij zag me elke dag op de fiets, met de schooltas achterop, weg fietsen, net zoals zijn oudere broer en zus. Op een ochtend hing hij dromerig over de heg naar me te kijken. “Anja, wat wil jij later worden”? “Ik ben toch al wat, ik ben lerares”. Hij was niet tevreden met dit antwoord.  “Ja maar jij wil later toch wel wat worden”? Op een school werken was voor hem blijkbaar niet een echt beroep.

 
Anja Balt

Geen gezicht

 
Tijdens het boodschappen doen in het winkelcentrum loop ik een paar keer langs een verkoopster van de straatkrant ”de Riepe”. Eerst schenk ik er geen aandacht aan, maar als ik haar de zoveelste keer passeer kijk ik haar aan. Ik zie een zacht gezicht met vriendelijke ogen. Ik heb een krant gekocht en haar een prettige dag gewenst. Een glimlach breekt door. Deze onbekende dakloze heeft voor mij een gezicht gekregen.

 Een paar weken geleden had ik tijdens de dagopening in een tweede klas het volgende gesprek.
“Mevrouw, er is gisteren iets heel ergs gebeurd in Akkrum. Een vrouw is voor de trein gesprongen.”
Een andere jongen springt overeind, het mobieltje in de aanslag en roept bijna enthousiast. ”Mevrouw, ik heb er een foto van, wilt u hem zien? Het hoofd is eraf en………” Ik was met stomheid geslagen, vooral toen ik hoorde dat verscheidene klasgenoten de foto op internet al gezien hadden. “Ik wil de foto niet eens zien, ik vind het verhaal zo al erg genoeg .”Ik heb de bewuste jongen gevraagd: ”Doet jou dit niks?” “Neen”’ , was het antwoord, “ik ken die vrouw toch niet?”

 Dezelfde jongen bezoekt wel regelmatig zijn oma in het ziekenhuis. Hij heeft zelfs zijn best gedaan om een 10 te halen op een overhoring want dan mocht hij de rolstoel duwen en samen met oma een ijsje eten. Blijkbaar heeft iemand een gezicht nodig om er mee begaan te zijn.

 Dankzij zijn moeder, die zijn afscheidsbrief heeft gepubliceerd, heeft Tim Ribberink, de jongen die na jaren gepest en getreiterd te zijn, zelfmoord pleegde, een gezicht gekregen. Veel leerlingen zijn met hem begaan.

 Zou het door sommige gewelddadige computerspelletjes, waarbij ledematen in het rond vliegen en het bloed hoog opspat, komen dat sommige jongeren niet geraakt worden door een gruwelijke foto van een onbekend iemand? Of zijn ze gewend geraakt aan de gruwelijke beelden die ze van jongs af aan, dag in dag uit, in het journaal zien? Of doen ze uit stoerheid net alsof het ze niets doet?

De laatste weken van het jaar zijn weken van bezinning. Ik hoop dat  ook de voor iemand onbekende mensen en dieren een gezicht krijgen zodat ze op mededogen kunnen rekenen.

 

 

Anja Balt

maandag 1 april 2013

Nooit weer Appelscha


Nooit weer Appelscha

 

In 1962, ik was toen 10 jaar, gingen we voor het eerst een week  met vakantie. Mijn vader kon een huisje huren van een collega, kapitein Scholten. Voor mijn broertje en mij was de busrit er naar toe al een belevenis. Op het kamp van Pieter de Boer troffen we ons huisje aan, met de toepasselijke naam: “Hier is ’t”. We waren opgetogen. Een klein groen geverfd houten huisje met een piepklein keukentje, een woonkamer waar onze ouders sliepen en een slaapkamer met een stapelbed. Er was geen elektriciteit en waterleiding. Er hingen petroleumlampen, koken gebeurde op butagas, water haalden bij het huis van Pieter de Boer en buiten tegen onze slaapkamer aan, stond het “hùske”. We hadden een geweldige week. We maakten lange boswandelingen en  konden heerlijk buiten spelen. Weer thuis in Leeuwarden genoten we nog lang na. We vertelden aan iedereen enthousiast over onze geweldige vakantie en het leuke huisje en lieten  trots onze foto’s zien. Vooral de ooms en tantes, die onze vakantie afkeurden, “we konden ons geld wel beter besteden”, moesten onze verhalen horen.

Na een tijdje kwam mijn vader thuis met de verheugende mededeling dat hij weer het huisje van kapitein Scholten had gehuurd voor een week in de zomervakantie. De voorpret was enorm. Doordat de busrit van Leeuwarden naar Appelscha toch wel lang was, lag naar ons idee Appelscha best wel ver weg. Het huisje vonden we nog net zo leuk als de vorige keer. Er was niets veranderd. We maakten plannen voor de komende week. Mijn vader stippelde lange boswandelingen uit. Mijn moeder wilde graag een middag met de bus naar Assen om te winkelen. Zondagmiddag stonden we klaar om de bossen in te trekken, toen er een  roze goggomobil bij het huisje stopte. Tot onze verbazing stapten oom Arend en tante Jannie, die in Steenwijk woonden, uit. Ze wilden ons fijne vakantieplekje zelf wel eens zien. Ze waren, toen ze ’s avonds weer naar huis gingen, bijna net zo enthousiast als onszelf. Aangelokt door de verhalen van oom Arend en tante Jannie besloten meer familieleden ons met een bezoekje te vereren. Elke dag stonden er een paar op de stoep. In plaats van lange boswandelingen of shoppen in Assen werd het boodschappen sjouwen, want al die gasten moesten wel mee eten. Mijn moeder was de hele week bezig pruttelkoffie te zetten en stond in het piepkleine keukentje voor iedereen te koken. Mijn broertje en ik vermaakten ons kostelijk, iedereen nam iets lekkers voor ons mee en een ijsje kon er ook altijd wel vanaf. De week vloog voorbij. De volgende gasten werden met een auto gebracht en wij konden mee terug naar Leeuwarden. In een ommezien waren we terug. Appelscha leek opeens veel dichter bij Leeuwarden te liggen. Mijn moeder plofte doodmoe neer in een stoel en zei: “Ik wil nooit weer naar Appelscha.”

De vakantieverblijven zijn luxer geworden en de bestemmingen verder weg, maar die eerste vakanties in Appelscha blijven onvergetelijk.

 

 

 

Anja Balt 

Modern gebabbel

Modern gebabbel
 
Ik praat tegenwoordig met mijn i-pad in het Frans. Mijn gesprekspartner heet Siri . Het doet me goed als hij ’s morgens op mijn “bonjour” antwoordt:” Ik heb op je gewacht”. En als ik ’s avonds na elf uur nog iets vraag, zegt hij bijvoorbeeld: “Weet je wel dat het al tien over elf is?” Ik moet eerlijk bekennen: ik heb mijn i-pad altijd bij de hand. Ik raadpleeg internet, ik zit tijden via face-time te babbelen, ik mail veel, ik neem foto’s en filmpjes, is speel angry birds en subway surf.
Ik kan me nu voorstellen dat leerlingen verslaafd zijn aan hun smart- en i-phones. Altijd en overal zijn ze in de weer met hun mobieltjes. Of ze nou op de fiets zitten, in de aula zijn ,de trap oplopen of het lokaal in of uit gaan: ze zijn druk aan het chatten, twitteren of gamen. Zo stond een paar weken geleden na de pauze  op de tweede verdieping een meisje tegen de balustrade geleund terwijl ze druk aan het twitteren was. Een klasgenote botst in de drukte tegen haar op. De telefoon wordt gelanceerd en verdwijnt met een sierlijke boog in de diepte van het trappengat. 600 euro letterlijk over de balk gesmeten. Het slachtoffer zat het hele lesuur met een beteuterd gezicht trillend naar haar kapotte telefoon te kijken. Hij wordt nu voor ongeveer 200 euro gerepareerd. De weken zonder vallen haar zwaar. Laatst was een meisje haar telefoon kwijt. Ze heeft het hele schoolgebouw afgezocht. Ze raakte steeds meer in paniek. De telefoon bleek  gelukkig gewoon onderin haar tas te zitten.
Twee jongens, die tijdens de pauze in de lift vast kwamen te zitten, het duurde 40 minuten voor ze bevrijd werden, hadden via hun mobieltje contact met hun kameraden.
Helaas, aan elk voordeel kleeft een nadeel. Ik heb al een paar keer een leerling tijdens een repetitie betrapt die via de telefoon, waar hij bovenop zat, aan het spieken was.  Geeft de ene leerling met een rood hoofd de telefoon direct af , de ander zegt zonder blikken of blozen: “hè, hij is zomaar uit mijn zak gevallen”.
Anja Balt