maandag 29 februari 2016

Huisdieren


Een karbies vol herinneringen

Hoofdstuk 7
 
Over de wolf en de zeven geitjes, een kanariepietje, een hamster  en een wel heel bijzondere goudvis.
 

Ik was nog een peutertje toen ik een keer bij oma achter huis zoet in het gras zat te spelen. Opeens hoorde ik achter me een raar geluid. Ik keek om en bleef eerst van schrik stokstijf zitten. Uit het hoge raam van de schuur stak de kop van een raar monster. Het was wit, had een sik en kromme horens op de kop en het mekkerde luid. Luid gillend rende ik bang het huis in. Hoe groot moest dat monster wel niet zijn als het de kop door dat hoge raam kon steken! De volgende dag zat ik, nog wat angstig, weer achter huis te spelen. Zo nu en dan keek ik schichtig omhoog om te kijken of dat beest weer tevoorschijn zou komen. En toen het inderdaad weer mekkerend de kop door het raampje stak gilde ik het uit. Gelukkig was mijn vader in de buurt. Hij heeft me meegenomen de schuur in. Trillend van angst keek ik voorzichtig om het hoekje. En al wat ik zag, geen monster. Wel een klein geitje dat op een stapel hooibalen was geklauterd om door het raam te kunnen kijken.
 
Gelukkig ben ik geitjes en bokjes erg leuk gaan vinden. In leeuwarden stond net buiten de stad aan het Kalverdijkje een molen. We fietsten er wel langs. Er liepen geitjes bij de molen en mijn vader vertelde dat dit de molen was met de geitjes uit het sprookje van de wolf en de zeven geitjes. Ik vond dat zo mooi dat ik altijd even bij de molen wilde kijken. Ik kreeg zelfs een legpuzzel met een afbeelding van de wolf en de zeven geitjes.
 
Het werd zo langzamerhand duidelijk dat ik van dieren hield. Huisdieren hadden we niet tot mijn ouders besloten dat er dan maar een kanarie moest komen. Er werd een kooi aan een ketting aan het plafond gehangen en mijn vader kwam op een dag thuis met een oranje kanarie die de voor de hand liggende naam Piet kreeg. Piet was een goede keus. Wij hielden van Piet en Piet van ons. Hij zong, als de radio aan stond, dat het een lieve lust was. Piet was vooral aan mijn moeder gehecht. Zij voorzag Piet dan ook van zangzaad, krachtvoer, water en een stukje zeeschuim. Als we een gekookt ei kregen kreeg hij een stukje van het harde eigeel. Daar was Piet gek op. Als mijn moeder een dag met de trein naar haar moeder ging was Piet van slag. Hij zat dan de  hele dag in een hoekje, zong niet en at niet. Zodra hij mijn moeder weer hoorde kwam Piet weer tot leven. We meenden Piet een plezier te doen door hem in de voorkamer vrij te laten vliegen. Mijn vader deed het deurtje open en Piet kwam aarzelend maar nieuwsgierig naar buiten. Hij vloog een rondje door de kamer, ging tot onze grote pret op het hoofd van onze moeder zitten. Daarna kroop hij weer snel in zijn kooitje en ging zo ver mogelijk van het open deurtje zitten. Van hem hoefde de vrijheid niet.
 
Mijn opa had een hamster. Hij zat in een kooi met een rad waarin hij zich helemaal kon uitleven. We hoopten altijd dat de hamster niet in zijn slaapholletje lag te luieren maar vrolijk trappelend het rad rond draaide. Opa liet de hamster ook altijd even op de tafel lopen. We moesten dan met elkaar goed opletten dat hij niet te dicht bij de tafelrand kwam. De hamster was heel lief en tam en liet zich rustig aaien. Tante Dien was een keer met haar dochtertje Jeanne op bezoek en natuurlijk gaf opa weer een hamsterdemonstratie. Wat keek tante Dien vies! Jeanne mocht de hamster zelfs niet aaien, ze zou er eens ziek van kunnen worden.
 
Op de hoek van de kast stond een kom met een goudvis. Deze goudvis had de gewoonte uit de kom te springen. Op een keer kwam opa op pantoffels de kamer binnen en gleed uit. Daar lag opa, languit op de vloer. Hij krabbelde overeind, keek waarover hij was uitgegleden, deed een graai en had de goudvis in de hand die hij razendsnel in de vissenkom deponeerde. De staart was eraf evenals een paar schubben. De vis bleef een poosje flauw in het water drijven maar kwam tot onze grote vreugde langzaam weer tot leven. De vis heeft nog een hele poos geleefd en kreeg een nieuwe prachtige lange staart!

 
Anja Balt


Mijn legpuzzel met de afbeelding van de wolf en de zeven geitjes.


Deze prachtige oude kinderprent heb ik van mijn oma gekregen. Het is een originele Funke prent uit de serie Nieuwe Nederlandsche kinderprenten uitgegeven tussen 1875-1903, dus uit mijn oma's kindertijd.

De kanarie kreeg voer van P.Sluis. Je kon sparen voor ansichtkaarten met afbeeldingen van vogels. Ik heb een paar series van deze mooie Sluis kaarten kunnen bestellen.

zondag 21 februari 2016

Sigarenbandjes sparen


Een karbies vol herinneringen

Hoofdstuk 6
 
Sigarenbandjes sparen
 

Roken was in de jaren vijftig en zestig heel normaal. Zo rookte mijn vader een pijp en sigaren. Na het eten ging hij in zijn leunstoel bij de haard zitten en stak een sigaar op of stopte zijn pijp. Hij zat dan tevreden rokend de krant te lezen. Naast de stoel stond op een standaard een asbak die met een soort knop opengeduwd werd.  Het lag voor de hand dat ik sigarenbandjes ging sparen. Mijn vader was altijd bereid ter wille van mij sigaren met mooie bandjes te kopen. Soms waren er sigarendozen met bepaalde thema’s zoals bloemen, vogels, steden, landen of klederdrachten.  Elke sigaar had dan een ander bandje en onderin de doos lag een hele grote sigarenband. Het was ook heel gewoon om sigarenrokende mannen op straat aan te spreken en te vragen: “Mijnheer, mag ik het sigarenbandje?”
 
Vlak bij ons was op een hoek het tabakswinkeltje van Theun de Bruin. De winkel was meer dan een verkooppunt van rookwaren. Het was ook een soort openbare telefooncel. Veel mensen hadden nog geen telefoon en belden bij Theun bijvoorbeeld de dokter op als er iemand ziek was. Het winkeltje was ook het trefpunt van voetballiefhebbers die er uitgebreid de voetbaluitslagen bespraken.
 
Opa rookte niet maar hij had altijd een voorraadje sigaren in huis om aan het bezoek te kunnen presenteren. Ik hoopte altijd dat ik voor opa naar de sigarenwinkel mocht voor een boodschap. De sigarenwinkel bij opa in de buurt was ook op een hoek en groter dan de winkel van Theun. De winkelier was zo goed als blind. Toch wist hij zijn zaak goed te runnen. Op de tast wist hij alles te vinden en ik denk dat iedereen eerlijk het gewenste bedrag betaalde. Ik kreeg van de vriendelijke sigarenman altijd een handvol mooie sigarenbandjes mee. Dankzij hem heb ik een hele serie bandjes met verkeersborden bijeen vergaard. Alle bandjes werden zorgvuldig in een schrift geplakt en dubbele bandjes werden in een sigarendoos bewaard om te ruilen. Ik weet zeker dat ik mijn schrift mijn sigarenbandjes nog moet hebben, ik kan het echter niet vinden. Wel heb ik twee sigarendozen vol met dubbele bandjes gevonden.
 
Er waren in de stad ook nog twee piepkleine winkeltjes waar een sigarenmaker aan het werk was. Deze werkplaatsen bevonden zich beide in een steegje. Mijn vader heeft me wel eens meegenomen om te laten zien hoe sigaren gemaakt worden. Daar zat dan een oude man aan een tafel voor het raam van tabaksbladeren sigaren te rollen. Mijn vader kocht dan een paar sigaren om de man een plezier te doen. Lekker vond hij deze sigaren niet.

Het was nooit moeilijk om iets te kopen voor een verjaardag of vaderdag. Een doos sigaren, een pakje pijptabak of een nieuwe pijp waren altijd welkom.

Sigaretten heeft mijn vader nooit gerookt, mijn moeder overigens ook niet. Wel kwamen mijn ouders op een dag thuis met een sigarettenezel. Die hadden ze tijdens de uitverkoop in de etalage van een tabakswinkel zien staan. De sigaretten worden in een bakje op de rug van de ezel gelegd, als je de ezel dan aan de oren trekt gaat de staart omhoog en poept hij een sigaret uit. Wat hadden we een lol met deze ezel. En ik had weer lol toen ik hem laatst op zolder in een doos terugvond. Ik bewaar de ezel nu onder het motto: “Je bent een ezel als je rookt”.

 
Anja Balt






zaterdag 13 februari 2016

Kauwtjes


Een karbies vol herinneringen

Hoofdstuk 5

Rare vogels, die kauwtjes

 
Het leuke van de winter is dat ik de vogels kan bijvoeren. Ik heb weer een silo met zaad en een silo met vetballen in een boom gehangen. Het duurt niet lang of de koolmeesjes, pimpelmeesjes en musjes hebben de lekkernijen ontdekt. Na een dag is de silo met vetballen leeg. Die kunnen nooit zo snel door de kleine vogeltjes opgegeten zijn. Het zaad slinkt ook opvallend snel. De boosdoeners laten niet lang op zich wachten. De kauwtjes hebben het voer ook ontdekt. Zittend op een tak kunnen ze beide silo’s met hun grote snavel bereiken. Ik heb de vetballen dichter bij de woning opgehangen en de silo met zaad zo opgehangen dat die niet meer vanaf een tak bereikbaar is. Het werkt. De kauwtjes wagen zich niet te dicht bij het huis. Maar ze blijven proberen zaad uit de silo te pakken. Ze maken allerlei rare capriolen als ze proberen vliegend een zaadje mee te pikken. Ze proberen met hun grote klauwen houvast te krijgen aan de gladde silo maar het lukt niet. De stokjes zijn te klein. Ik zie ze denken: ”Wat die kleine opdonders kunnen moet ons toch ook lukken?” Ze blijven proberen, dag na dag. Het zijn doorzetters. De houtduiven, Turkse tortels en vinken maken het zich gemakkelijker door het zaad, dat in grote hoeveelheden naar beneden valt, van de grond te pikken. De acrobatische toeren van de kauwtjes leveren fraaie foto’s op, genomen door het raam met telelens. Ze zijn snel weg als ze een mens ontdekken.

Dat was bij mijn opa wel anders. Wat mijn opa lukte is mij nog nooit gelukt. Hij wist de vogels tam te maken. Niks geen prijzig zaad of vetballen, gewoon kruimeltjes brood, spekzwoerd en kaaskorsten. Als mijn opa de keukendeur open deed kwamen de musjes er aan. Ze waren totaal niet schuw, hipten zo de keuken in. De merel vloog altijd zonder te aarzelen naar de schoorsteenmantel waar opa een kaaskorst voor hem had neergelegd. Er kwam ook altijd een tamme kauw. Deze vogel ging in de vensterbank zitten om naar binnen te kunnen kijken. Als hij opa in zijn leunstoel zag zitten tikte hij met zijn snavel op het raam. Zodra mijn opa opstond vloog de kauw weg en ging op de kruk van de keukendeur zitten. Zo draaide de slimmerik mee naar binnen als opa de deur open deed. Deze kauw was ook gek op kaaskorsten die hij gewoon uit de hand at. Als hij verzadigd was ging hij op een hekje in de tuin zitten. Dan hield hij zijn kopje scheef en kon je hem op de kop krauwen. Niet alleen opa, ook ik mocht dat doen. De vogel genoot zichtbaar en opa en ik genoten ook.

Mijn tante Tine uit Soest had minder geluk met een kauw. Ook bij haar dook een tamme kauw op. Nu was tante Tine niet echt een dierenliefhebber zoals opa. Of het dier dat aanvoelde weet ik niet, maar zodra tante Tine door de tuin liep dook de vogel op haar af en pikte haar in de kuiten. Ze droeg altijd nylons en die werden keer op keer door de kauw aan flarden gepikt. Haar man en vier zoons hadden geen last van de kauw, hij had het alleen op haar voorzien.

Van opa heb ik het Verkade-album “Hans de torenkraai” gekregen. Ik vond het als kind al een prachtig  boek met mooie plaatjes van vogels en bloemen. Zo leerde ik de namen van de vogels en planten kennen. Het boek heeft een ereplaatsje in mijn boekenkast en ik kijk er nog graag in. Het is een mooie herinnering aan opa en de vogels bij hem in de tuin.

 
Anja Balt




zaterdag 6 februari 2016

Appelscha: Een karbies vol herinneringen hoofdstuk 4


Een karbies vol herinneringen

 
Hoofdstuk 4
 
Vakantie in Appelscha

 
In 1963 gingen we voor het eerst echt met vakantie. Ik was toen 11 jaar en mijn broertje 6 jaar. Hiervoor gingen we tijdens de vakanties logeren bij oma. Mijn vader kon van een collega een zomerhuisje huren op het kampeerterrein van Pieter de Boer in Appelscha. Ruim van te voren legde mijn moeder de kleren, lakens en handdoeken, die mee moesten, klaar in de voorkamer. De voorpret was groot. We telden de dagen af.
 
Eindelijk was het zover. Op een zomerse zaterdagochtend gingen we vanuit Leeuwarden met de bus naar Appelscha. We vonden het een hele reis. Omdat we wat te vroeg in Appelscha waren gingen we eerst op een terras wat drinken. Dat was een belevenis op zich. Mijn broertje en ik kregen een glaasje ranja. Mijn moeder proefde met een zuinig gezicht van mijn limonade en zei hoofdschuddend: “Weinig siroop en veel water. Zo verdienen ze hun geld”. Even later zochten we nieuwsgierig het kamp van Pieter de Boer en ons huisje. “Hier is ‘t”, riep mijn vader en warempel: boven de deur hing een bordje met de naam “Hier is ’t”. Onze voorgangers vertrokken en wij konden onze intrek nemen. Wat een schattig donkergroen houten huisje was het. Er hingen bloembakken met geraniums onder de ramen. Er was een klein keukentje waar een enorme petroleumlamp hing, een woonkamer met een stapelbed, een tafel met vier stoelen en een theekastje. Boven de tafel hing een grote petroleumlamp. Er was ook een slaapkamertje met een stapelbed. Daar sliepen mijn broertje en ik. Het hùske stond buiten tegen onze slaapkamer aan. Als er iemand op zat kon je, als wij op bed lagen,  zo met elkaar praten. Er was geen elektriciteit en geen stromend water. Wij vulden altijd een emmer met water bij het huis van Pieter de Boer. Als het donker was werden de petroleumlampen aangestoken. Ik vermoed dat er op butagas gekookt werd.
 
Ons huisje stond aan de rand van het terrein. Er waren nog een paar houten huisjes en een eindje verderop was het tentenkamp. Tegenover ons huisje stond een woonwagen. Daar woonde een oude mevrouw. Samen met mijn vakantievriendinnetje of samen met mijn broertje gingen we wel op bezoek bij deze vriendelijke vrouw. We kwamen er graag want het was een buitenkans in een echte woonwagen te kunnen kijken. De mevrouw heeft ons ook een keer vroeg in de avond meegenomen naar een weiland om naar grazende reeën te kijken.
 
Het kamp grensde aan de Boerestreek. Er zo’n beetje tegenover bevond zich de speeltuin Duinen Zathe. Daar mocht ik een keer samen met mijn vakantievriendinnetje spelen. We kregen een stempel op de hand zodat we in en uit konden lopen. We durfden onze handen niet meer te wassen uit angst dat de stempel zou vervagen. Op de Boerestreek stonden tegen de bosrand aan houten bankjes zonder leuning opgesteld, hier werden altijd de groepsfoto’s genomen tijdens schoolreisjes en andere groepsreisjes. Er stond ook een kraam met snoep en souvenirs. Er hingen allemaal kleine aapjes waar we verlangend naar keken. Mijn broertje en ik hebben elk zo’n zacht aapje gekregen. Er zaten elastiekjes aan de armpjes, beentjes en het hoofd waarmee je het aapje bewegen kon. Mijn aapje heeft al lang het loodje gelegd maar het aapje van mijn broertje is er nog steeds.
 
De boodschappen deden we bij de winkels aan de Vaart. Op een hoek was een winkel waar buiten allerlei kleurig speelgoed was uitgestald. Daar heb ik een grote rode bal gekregen.

We verveelden ons geen moment. We maakten met onze ouders lange wandelingen in de bossen. Ik herinner me nog dat we langs Beatrixoord liepen en dat we zelfs een keer tot aan de rand van de Kale Duinen zijn gewandeld. We vonden het prachtig dat het bos wat heuvelachtig was.   Ook gingen we wel naar een grote plas waar we konden pootje baden. En als we thuis waren speelde ik met mijn vakantievriendinnetje en marcheerde mijn broertje met een grote stok als tambour-maître langs de tenten.
 
Onze eerste vakantie was zo goed bevallen dat we in 1964 weer een week naar “ons huisje” zijn gegaan. We hadden zo enthousiast verteld over ons verblijf dat deze keer veel familieleden besloten een dagje bij ons te komen. Vanuit Steenwijk, waar de meeste familie woonde, was Appelscha gemakkelijk bereikbaar. Er was blijkbaar ook een goede busverbinding want tante Dien kwam met Jeanne met de bus naar Appelscha. Op een avond hadden tante Jannie en oom Arend zelfs oma meegenomen. Dat was een hele aparte ervaring. Wij gingen altijd naar oma toe, oma kwam nooit bij ons. En nu zat ze zomaar in ons zomerhuisje te genieten. Zo nu en dan zwaaiden oma en de mevrouw in de woonwagen glimlachend naar elkaar.

Ook deze tweede vakantie in Appelscha vloog voorbij. De nieuwe gasten werden met een auto gebracht en wij konden mee terug naar Leeuwarden. Veel te snel naar onze zin waren we weer thuis. We hadden weer stromend water, elektriciteit, meer ruimte, allemaal onze eigen slaapkamer. Maar wat misten we de ruimte en de vrijheid buiten, de bossen en de heerlijke boslucht. We moesten weer een heel lang jaar wachten op de volgende vakantie. Dat we niet weer naar Appelscha zouden gaan maar naar Terschelling wisten we toen nog niet.

 
Anja Balt
 

Mijn verhaal “Nooit weer Appelscha” is als zomercolumn geplaatst in de Sneon en Snein bijlage van de  Leeuwarder Courant in de zomer van 2012. Op mijn weblog is dit verhaal geplaatst op 1 april 2013.

 
Het vervolg op de vakanties in Appelscha staat beschreven in het verhaal “Schon wieder”. Dit verhaal is als zomercolumn geplaatst in de Leeuwarder Courant in 2015. Dit verhaal is op mijn weblog geplaatst op 19 juli 2015.