woensdag 27 december 2017

Liefde voor vogels


Dit waargebeurde verhaaltje heb ik geschreven voor de verhalenwedstrijd van de vogelbescherming. De opdracht was een verhaal van maximaal 350 woorden over de ontmoeting met een vogel.
 
Hans de torenkraai

 
Tijdens het afstoffen van de boekenkast sta ik er opeens weer mee in mijn handen: het Verkadealbum Hans de torenkraai. Ik ga zitten en blader het vergeelde muf ruikende album door. Ik kijk naar de zorgvuldig ingeplakte plaatjes van vogels, bloemen en vlinders en ik krijg het gelukzalige gevoel dat ik ook als meisje kreeg als ik bij opa dit boek mocht bekijken. Opa hield niet alleen van vogels, hij wist er op een wonderbaarlijke manier een band mee op te bouwen. Elke middag legde hij stukjes brood op de keukentafel en stukjes kaas op het schoorsteenmanteltje. Hij zette de keukendeur wijd open en het duurde niet lang of het eerste musje hipte naar binnen en sprong op de keukentafel om van de maaltijd te genieten. De musjes hipten in de keuken rond en de merel, die iets schuwer was, vloog altijd rechtstreeks naar de schoorsteenmantel om een kaaskorstje te pakken.

Op een dag was hij er opeens: Hans de torenkraai. Op het houten rekje, waar op wasdag de wringer werd bevestigd, zat een kauwtje. Het makke dier liet zich door opa op zijn kopje krauwen. Ik had nog nooit een vogel aangeraakt. Een beetje schuchter begon ik met een vingertje de vogel, die rustig bleef zitten, op het kopje te kriebelen. Ik was op slag gek op deze vogel die door opa Hans werd gedoopt. Hans was een slimme rakker. Hij had al snel door dat opa vaak in de woonkamer te vinden was. Precies op de plek waar opa in zijn grote leunstoel zat te lezen ging Hans in de vensterbank zitten en tikte met zijn snavel op het raam. Als opa opstond om naar de keuken te  lopen vloog Hans naar de keukendeur en nam plaats op de deurkruk. Doordat de deur naar binnen draaide kwam Hans automatisch in de keuken terecht. Daar werd hij voorzien van stukjes kaas. Zo onverwacht als Hans verscheen, zo onverwacht was hij ook weer verdwenen. 

 Ik blader nog wat in het boek en denk aan opa aan wie ik mijn liefde voor vogels te danken heb.

 
Anja Balt




zondag 10 december 2017

Mobiel in de Eifel


Voor een verhalenwedstrijd met als thema “mobiel” heb ik het volgende verhaal geschreven. Ik heb wel niets gewonnen maar het grotendeels waargebeurde verhaal is een leuk verslag van het begin van mijn vakantie in de Eifel.

 
Mobiel in de Eifel
  
Met vakantie in een nieuwe automobiel is een genot en als deze auto ook nog eens is uitgerust met een up-to-date navigatiesysteem verhoogt dat de vakantiepret. We worden bij Keulen keurig omgeleid om een file van 10 km op de oorspronkelijke route te vermijden zodat we precies volgens schema om drie uur op ons vakantieadres in de Nordeifel aankomen. Ik diep mijn mobieltje, een ouderwetse blauwe Nokia, uit mijn tas en bel, zoals afgesproken, de eigenaresse dat we gearriveerd zijn. Maar zowel op het vaste als het mobiele nummer krijg ik geen gehoor. De huur is al vooraf betaald, zou er iets niet kloppen? Lichtelijk ongerust drentel ik heen en weer voor de woning. De naam Heinz op de deur stelt me gerust, de woning lijkt toch echt wel op de foto’s op internet en ook de beloofde grote tuin ontdekken we achter het huis. Ook een tweede belpoging levert niets op. We gaan op het bankje voor huis zitten. In de dorpsstraat staan opvallend veel auto’s geparkeerd. Schuin tegenover “onze” woning is een kerk met ernaast het gemeenschapshuis. Ook zie ik een telefooncel die vrolijk beschilderd is.
 
We wachten af wat komen gaat en kijken naar het voorbijkomende verkeer: wielrenners, een groep motoren, personenauto’s en een paar vrachtauto’s met op de aanhanger grote boomstammen. Op de stoep duwt een jongere vrouw een rolstoel voort met daarin hoogstwaarschijnlijk haar moeder. Ernaast loopt een schattig klein beige hondje dat op een vosje lijkt. Ik pak mijn mobieltje waarmee ik alleen maar kan bellen en sms’en  en doe een derde poging. Weer geen contact! Ik begrijp er niets van. We lopen wat rond bij het huis, nemen een kijkje in de werkelijk mooie tuin en gaan maar weer zitten op het bankje. Er lopen nu zo nu en dan muzikanten in een blauw pakje voorbij, het instrument onder de arm.  In de verte komt de rolstoel weer aan. Als het stel dichterbij is zien we dat de oude vrouw nu naast de rolstoel loopt en het hondje prinsheerlijk in de rolstoel zit. We maken een praatje. Omdat het bejaarde hondje niet meer zo mobiel is deelt ze de rolstoel met haar vrouwtje. Bergopwaarts het baasje erin, bergafwaarts het hondje. Terwijl we kijken naar de muzikanten die zich opstellen op het veldje naast het gemeenschapshuis vist de oudere mevrouw een briefje onder de deurmat vandaan. Het briefje is aan ons gericht en vermeldt dat de eigenaresse tot ongeveer half vier in de kerk zit bij de huwelijksinzegening van haar nichtje. In het mobiele tijdperk denk je niet zo gauw aan briefjes onder de deurmat!

We zien nu een stoet feestelijk geklede mensen uit de kerk komen en richting het gemeenschapshuis lopen, ook het bruidspaar is erbij. Met een rood bezweet hoofd komt een vrouw onze kant oprennen. Het is Ute, de eigenaresse, die snel de deur voor ons open doet. Ze voelde wel steeds haar mobieltje trillen maar kon niet antwoorden. Onder de vrolijke klanken van de blaaskapel pakken we de auto uit.
 
‘s Avonds, als we thuiskomen na een leuke rondwandeling, schiet me de telefooncel weer te binnen. Nieuwsgierig ga ik een kijkje nemen. Wat een verrassing: de telefooncel is omgebouwd tot een ware bibliotheek. Op planken staan, keurig gesorteerd,  romans, detectives, kinderboeken, informatieve boeken zo voor het grijpen. Ik vind twee boeken van mijn gading en loop er tevreden mee naar de overkant. Ik voel me hier al helemaal thuis.

 
Anja Balt

De blaaskapel, waarin de bruid ook speelt, speelt een vrolijk deuntje. 

Ons vakantiehuis in de Nordeifel.

De grote tuin achter huis.

Het landschap achter de grote tuin


Ontmoeting met een koe tijdens de avondwandeling

De tot mini bibliotheek omgetoverde telefooncel

zaterdag 26 augustus 2017

Zomercolumn: Code rood


Mijn zomercolumn is weer geplaatst in de Leeuwarder Courant/Dagblad van het Noorden, zaterdag 26 augustus 2017.

 
Code rood

Op een zonnige vrijdag in mei word ik anders wakker dan normaal. De huid van mijn gezicht en mijn neus voelen vreemd strak aan. Als ik in de spiegel kijk schrik ik me te pletter. “Ben ik dat, die horrorclown?” Mijn neus is vuurrood en opgezwollen, mijn wangen zijn ook knalrood en dikker dan gewoonlijk. Een allergie vermoed ik, ook al kan ik niet bedenken waardoor die allergie veroorzaakt kan zijn. In de loop van het weekend breidt de rode huiduitslag zich verder uit. Ook mijn voorhoofd moet eraan geloven en zelfs onder de haren kleurt het rood. De huid trekt, doet zeer en jeukt tegelijkertijd. Ik begin me steeds zieker te voelen. De klieren in de hals zijn pijnlijk, ik ril van de koorts en het eten smaakt niet. De rode huid onder de ogen zwelt op waardoor de ogen diep in de kassen lijken te liggen. Zondagmiddag heb ik 39,2 graden koorts. De dokterswacht is niet te bereiken dus zit ik pas maandagmiddag als een zielig hoopje in de wachtkamer van de huisarts. Ik heb het gevoel dat ik er belachelijk uitzie met die rode clownskop. Een familielid verzekert me dat de mensen zullen denken dat ik te lang in de zon heb gelegen. Maar de eerste de beste patiënt die een plaats zoekt bij mij in de buurt schiet in de lach als hij me ziet. “Ja, ja mijnheer, u denkt misschien dat ik die rode neus heb doordat ik veel te veel alcohol consumeer maar ik drink geen drup.”

De huisarts neemt contact op met een dermatoloog in de Tjongerschans waar ik dinsdagochtend terecht kan. Daar word ik door maar liefst drie dermatologen bekeken. Na rijp beraad besluiten ze mij door te sturen naar de kno-arts. Hij herkent direct wat er aan mankeert. Erysipelas oftewel wondroos. Het is code rood. Ik word onmiddellijk opgenomen. En voor het goed en wel tot me doordringt lig ik op de vierde verdieping op een vierpersoonskamer aan het infuus. Om de zes uur krijg ik een agressief antibioticum toegediend. Na een dag zakt de koorts en doen de klieren niet meer zeer. Wel verga ik van de jeuk, het voelt alsof er honderden beestjes onder mijn huid krioelen. Ik mag niets hebben tegen de jeuk, alleen een nat washandje om mee te koelen. Mijn huid begint te schilferen, mijn neus is versierd met een paar korsten. Ik zie er nog steeds potsierlijk uit maar ik  begin me steeds beter te voelen.

Op Hemelvaartsdag kijk ik uit op een leeg parkeerterrein. Dit jaar voor mij geen rondje over de bloemenmarkt in Leeuwarden. In plaats van te genieten van geurige rozen lig ik te worstelen met mijn wondroos. Maar na een paar dagen verandert code rood in code groen: ik kan overschakelen op antibioticatabletten en mag naar huis.
 
De zon is voor mijn gevoelige en nog steeds rode gezichtshuid niet goed. Gewapend met zonnebrandcrème factor 50, een zonnehoed en grote zonnebril trotseer ik de koperen ploert.

 
Anja Balt

zaterdag 17 juni 2017

De postbode vroeger, nu en in de toekomst


Pietje Druk, postbode in Drukkerdam
 
Mag ik me even voorstellen? Ik ben Pietje Druk. Als kind las ik de boekjes over Pietje Puk, de vrolijke postbode uit Keteldorp. Pietje Puk beheerde het postkantoor, sorteerde de post en bezorgde twee keer per dag de post. Omdat Keteldorp klein was, had Pietje veel vrije tijd. Hij verveelde zich echter geen moment, hij hielp mensen waar hij kon. Zo sprong hij regelmatig bij in de bakkerij van Fijnebol. Ik wilde ook graag postbode worden en dat is gelukt. Van jongs af aan breng ik de post bij de mensen thuis. Maar wat is mijn baan veranderd! Het fraaie uniform is verdwenen, de meeste postkantoren zijn gesloten, twee keer per dag post bezorgen is uitgedund naar één keer per dag en de maandag is ook al geschrapt. Ik heb steeds minder post rond te brengen omdat er concurrerende bedrijven zijn en door de komst van internet en de mobiele telefoon.

Laatst zag ik op televisie een documentaire over Jean Pierre Lalettre, een postbode op het Franse platteland. Een man naar mijn hart, een echte Pietje Puk. Jean Pierre rijdt al jaren dezelfde route in een streek waar de jongeren zijn weggetrokken. De ouderen zijn er blijven wonen. Alle voorzieningen zijn zo langzamerhand verdwenen. Jean Pierre is de steun en toeverlaat van veel bewoners. Soms is hij de enige die ze op een dag spreken. Hij brengt niet alleen de post, hij maakt een praatje, neemt een boodschap mee, houdt de mensen in de gaten. Als het nodig is waarschuwt hij een arts. Jean Pierre heeft duidelijk een sociale functie.
 
Deze Franse postbode is het grote voorbeeld voor de postbode van de toekomst. Want ook in Nederland gaan stemmen op om de postbode sociale taken te geven. Ik, Pietje Druk, ben er uit mezelf al mee begonnen. Met één keer per dag een beetje post bezorgen heb ik daar tijd genoeg voor. Zo drink ik een kopje thee of koffie bij eenzame mensen. Ik laat honden uit. Ik ga een eindje wandelen met ouderen die  anders de hele dag in huis zouden zitten. Ik neem ze gewoon een eindje mee op mijn ronde. Als bewoners met vakantie zijn vul ik niet alleen de brievenbus, ik leeg hem ook. Ik geef de planten water, geef de katten, konijnen, vogels of vissen eten en wat aandacht. Ik ben ook niet te beroerd om even een tuintje te schoffelen, het gras te maaien, of een raam te lappen. Ik repareer wel eens een kapotte deurbel of een lekkende kraan, ik plak zo nu en dan een lekke fietsband. Ik begin nu ’s morgens vroeg aan mijn ronde en kom pas aan het eind van de middag weer moe maar voldaan thuis. Op de terugweg pak ik mijn anpikkelateur en ruim ik rommel op van de straat en uit plantsoentjes die ik kwijt kan in mijn lege posttassen. Pietje Druk is een echte Pietje Puk geworden. Als ik iemand anders een plezier kan doen, doe ik mezelf ook een plezier.
 
Toch pakken zich in de toekomst donkere wolken samen, vrees ik. Straks krijgen de mensen bericht per email dat er post voor hun klaar ligt op een postagentschap. Het zou mooi zijn als ik dan deze post als service bij de mensen thuis kan bezorgen omdat ik daar toch allerlei klusjes te doen heb.

 Anja Balt

Het voormalige hoofdpostkantoor aan de Tweebaksmarkt in Leeuwarden.
 

Het voormalige postkantoor aan de Tweebaksmarkt in Leeuwarden.

Brievenbus in het centrum van Wiesbaden.

zaterdag 13 mei 2017

Aekingerzand (Kale Duinen) : Ondeugende schapen


Ondeugende schapen in de Kale Duinen

 

Het is heerlijk om op een zonnige dag in de lente een flinke wandeling te maken door het Aekingerzand bij Appelscha, ook wel toepasselijk Kale Duinen genoemd. Zondag 30 april schijnt de zon heerlijk, de temperatuur is aangenaam: geschikt weer om weer eens een wandeling te maken in dit fraaie gebied. Zoals meestal in een weekend ben ik  niet de enige bezoeker maar de meeste mensen blijven voor in het gebied hangen. Hoe verder ik de duinen in wandel, hoe stiller het wordt tot ik alleen de vogels hoort fluiten, de wind hoor waaien en de schapen hoor blaten. Want hier lopen schapen rond, onder andere het Drentse heideschaap. Ik zie schapen met de bekende stevige krulvacht en nozems met lange haren, sommige schapen hebben horens. Er staat een stevige wind, ik zie het zand voor me opwaaien. Al snel knispert het zand tussen mijn tanden. Beschut voor de wind is een jong gezin neergestreken aan de voet van een duin. De kinderen spelen zoet  in het zand. Nieuwsgierig komen twee schapen dichterbij. Eén schaap is wel heel nieuwsgierig en snuffelt aan het wandelwagentje. Dan keert ze zich snel om en maakt zich met huppelpasjes uit de voeten. De vader snelt het schaap achterna, pakt het met beide handen van achteren beet en loopt er zo achteraan. Het is een komisch gezicht en ik begrijp niet wat de man bezielt. Dan doet hij een graai naar de bek van het schaap en even later houdt hij triomfantelijk een flesje in de lucht. Het schaap had een voedingsflesje uit het wandelwagentje gepakt. Dit heb ik bij schapen niet eerder meegemaakt. Dat geiten van alles eten is mij bekend, paarden en pony’s kunnen ook hinderlijk op zoek zijn naar iets lekkers. Zo staat de pony in een weitje ergens in Karinthië me nog goed voor de geest. De wandeling ging door een stuk omheind land en de pony hield mijn jaszak stevig in de bek, op zoek naar suikerklontjes die ik niet had. Met de pony in mijn kielzog probeerde ik de  veilige overkant te bereiken. Ik vermoed dat er bezoekers zijn die de schapen voeren waardoor ze opdringerig worden.

Ik wandel verder en kom meer schapen tegen dan mensen. De meeste schapen worden vergezeld door één of twee lammetjes. Hier hebben de schapen een fijn vrij leven. Heerlijk rondscharrelen in een natuurgebied. Deze lammetjes zijn beter af dan de lammetjes die ik laatst zag bij een boerderij. De beestjes groeien op in een stal, met moeder, maar in een beperkte ruimte. Het doet me pijn, een lammetje dat nooit lekker buiten in de zon kan huppelen. Op de terugweg zie ik twee kleine lammetjes zitten, ze blèren aandoenlijk. Moeder is niet in de buurt. Een lammetje besluit moeder te gaan zoeken maar het schaap waar hij contact mee zoekt, duwt hem weg.  Ik wandel verder maar ik blijf denken aan de in mijn ogen twee eenzame lammetjes. Heeft de moeder ze in de steek gelaten?

Als ik net in bed lig denk ik weer aan de lammetjes. Om snel in slaap te vallen besluit ik  schaapjes te gaan tellen.

Anja Balt






woensdag 12 april 2017

Paasmandjes, zoete herinneringen aan Pasen.


Paasmandjes, zoete herinneringen aan Pasen.

 
Pasen is altijd een hoogtepunt geweest in mijn kindertijd. De pret begon al op Goede Vrijdag als de paasvakantie begon. Goede Vrijdag was voor mijn vader ook altijd een vrije dag. Hij had er een traditie van gemaakt op vrijdagochtend met het hele gezin naar de veemarkt te gaan die toen nog werd gehouden op een terrein bij de Lange Marktstraat. Ik was gek op boerderijdieren en hij kon me geen groter plezier doen. Mijn moeder was minder enthousiast maar om de pret niet te bederven ging ze mee. Na zo’n uitstapje kon mijn vakantie al niet meer stuk. Toch is er heel onverwacht een eind gekomen aan deze leuke traditie. We staken, na ons bezoek aan de veemarkt, met z’n vieren de Lange Marktstraat over. Er lag een verse koeienvlaai midden op de weg, ik waarschuwde mijn vader nog maar hij hoorde en zag niets. Hij trapte er middenin, de stront spatte omhoog, zijn broek en zijn schoenen zaten onder de stront. Mijn moeder was woedend. Het was de laatste keer dat we naar de veemarkt zijn geweest.

De avond voor Pasen mochten mijn broertje en ik, als we naar bed gingen, niet weer terugkomen in de woonkamer. Mijn moeder was dan bezig de paasmandjes te vullen. Het was elk jaar een verrassing wat er voor ons klaar zou staan. Kosten noch moeite werden gespaard. Op het dressoir stonden meerdere mandjes gevuld met kipjes, haasjes, kuikentjes en eitjes. Een keer prijkte er een reusachtige chocoladekip op de kast, te mooi om op te eten. Wat niet meer in de mandjes paste werd op bordjes uitgestald. Het kon niet op, van opa kregen we altijd een netje met roze en witte suikereitjes.

Onvergetelijk is ook de door mijzelf bedachte jaarlijkse paasmandjesactie voor de kinderafdeling van ziekenhuis de Tjongerschans. Bij de K&K Markt in Neuenhaus ontdekte ik de traditionele rieten mandjes voor een voordelige prijs. Klaas en Kock hadden een goede klant aan mij, elk jaar sloeg ik zo’n 30 mandjes, een paar zakken haasjes, kuikentjes, eitjes en gekleurd stro in. De leerlingen uit mijn mentorklas kochten elk een speelgoedje of knuffeltje. Het was een gezellige bedoening in de klas als de paasmandjes gevuld werden. Voor het vervoer werden de mandjes voorzichtig in grote wasmanden geplaatst die door een collega met de auto naar het ziekenhuis werden gebracht. Ik ging met een aantal leerlingen, die ingeloot waren, op de fiets naar de Tjongerschans. In de speelkamer werden de mandjes op een medicijnwagentje, dat met slingers versierd werd, uitgestald. En dan waren we klaar voor de ronde over de afdeling. Waar mogelijk mochten de leerlingen zelf de mandjes overhandigen en een praatje maken met de patiëntjes. Het was een indrukwekkende belevenis. Fietsten de leerlingen op de heenweg heel stil achter me aan, op de terugweg moesten ze hun spanning kwijt en had ik een stel uitbundige luidruchtige tieners achter me aan.

Ook nu heb ik een paasmandje op de kast staan. Paashazen, kipjes, kuikentje en eitjes, ik blijf het leuk vinden!

 
Anja Balt

Fotoreportage van de paasmandjesactie op 10 april 2006








donderdag 6 april 2017

Nooit genoeg


Nooit genoeg

 
Sinterklaas was weer in het land en op de kleuterschool hadden we een klompje van papier geknutseld. De klompjes werden, voorzien van naam, onder de radiator gezet in de hoop dat Zwarte Piet langs zou komen. Tot ieders vreugde waren de volgende ochtend alle klompjes gevuld met gekleurde schuimpjes. Sommige kinderen begonnen direct te snoepen en hadden in een mum van tijd alle schuimpjes naar binnen gewerkt. Anderen namen zo nu en dan een schuimpje. Ik wilde ze bewaren om thuis te kunnen laten zien. Als ik iets heel  lekker vond deed ik daar heel lang mee om er zo lang mogelijk van te kunnen genieten. Maar toen ik mijn klompje na schooltijd wilde meenemen was het tot mijn verbijstering leeg. De kinderen, die nog schuimpjes hadden, moesten in mijn klompje een schuimpje doen. Lief bedoeld, maar het idee dat iemand niet genoeg had aan zijn eigen schuimpjes en daarom mijn schuimpjes stiekem had opgegeten deed me erg pijn.
 
Sommige huisdieren hebben ook nooit genoeg. Mijn kat, ze is bijna 20 jaar geworden, at de hele dag door kleine beetjes. Haar etensbakje was dus nooit leeg. Dit had buurpoes Pluis, door mij toepasselijk vijandpoes genoemd, snel in de gaten. Vijandpoes was nooit verzadigd. Als ze de kans kreeg stoof ze door de openstaande schuifpui naar binnen, rende rechtstreeks naar de keuken, en vrat in hoog tempo de bakjes van mijn kat leeg. Die zat dan in een hoekje van de keuken te blazen maar kon niet op tegen de veel robuustere vijandpoes. Vijandpoes is zelfs wel door het keukenraam naar binnen geklauterd om haar slag te slaan. Bij de buurman heeft ze een keer een karbonaadje van het aanrecht gestolen.
 
Veel mensen worden blij van meer. En dat begint al jong. Als het knikkertijd was, had het kind met de meeste knikkers het meeste aanzien. Je probeerde dus zoveel mogelijk knikkers te winnen. De drang naar meer kun je ook bevredigen door te gaan verzamelen. Vroeger verzamelden we van alles. Sigarenbandjes, suikerzakjes, postzegels, lucifermerken, van die zachte papiertjes waarin de sinaasappels verpakt werden, plaatjes van koninklijke families, ansichtkaarten. Bij de Bazooka Joe kauwgum zat een plaatje van een filmster verpakt. Een keer in de week kreeg ik een stuiver waar ik op de markt snoep voor mocht kopen. Toen de filmsterplaatjes “in” waren werd dat natuurlijk de kauwgum. Trots kon je dan op school je verzameling laten zien, dubbele plaatjes ruilen en hopen dat jij op een gegeven moment de meeste plaatjes zou hebben. Soms kreeg je verzamelvoorwerpen bij bepaalde producten. Ik denk nu aan de speldjesrage en aan de sleutelhangers. Die sleutelhangers waren wel erg leuk. Bij de Betuwe jam kreeg je sleutelhangers met leuke poppetjes uit de boekjes van Flipje. Bij een van onze buurmannen kon je sleutelhangers ruilen. Hij had veel sleutelhangers met poppetjes eraan. Regelmatig stonden we bij hem aan de deur om een minder leuke sleutelhanger te ruilen voor een leukere. We hadden altijd lol om zijn gevleugelde kreet: “Daar ken natuurlijk geen poppetsje voor.”  

Ook nu zijn kinderen helemaal gek in de kop als een supermarkt bijvoorbeeld voetbalplaatjes geeft bij bepaalde producten. Ze begaan figuurlijk gesproken een moord om  de geliefde plaatjes te bemachtigen. Drommen kinderen belagen nietsvermoedende klanten van de supermarkt om zoveel mogelijk plaatjes in handen te krijgen.

En wat te denken van volwassenen die hun slag willen slaan als iets goedkoop weggaat. De laatste dag dat de C1000 in Heerenveen open was werden de producten met hoge korting van de hand gedaan. Ruim voor acht uur stond er al een lange rij klanten voor de deur en was er geen winkelwagentje meer te krijgen. Toen de deuren open gingen stormde iedereen als een  kip zonder kop naar binnen, elkaar verdrukkend. In rap tempo werden de wagentjes gevuld, of ze de producten nodig hadden of niet deed niet meer ter zake. En als het schap leeg was pakte je toch gewoon het gewenste product uit het karretje van een andere klant? 
 
Anja Balt
 
Jacht in de haven van Saint-Tropez


De sleutelhangers die je kreeg bij de Betuwe jam, Flipje Tiel



 













 

vrijdag 24 maart 2017

Polly Grey, de mascotte van squadron 322


Polly Grey, de mascotte van squadron 322.

 
Elke dag op dezelfde tijd vertrekken heeft zo zijn voordelen. Elke ochtend stond ik, op weg naar de middelbare school, met een groepje vriendinnen te wachten bij de Valeriusstraat, voor we de drukke weg  veilig konden oversteken. Regelmatig reed dan, luid toeterend, een militair busje voorbij. De voor het merendeel jonge militairen wuifden uitbundig naar ons. Op de een of andere manier kregen de vriendinnen al snel in de gaten dat de vrolijke begroeting voor mij bestemd was. Ik heb ze een hele poos in de waan gelaten dat één van de soldaten verliefd op mij was. Hierdoor steeg ik in aanzien. Toen ik ze na verloop van tijd uit de droom wilde helpen door te vertellen dat mijn vader in het busje zat, geloofden ze me niet. Toch was dat de waarheid. Zodra mijn vader, op weg naar het gebouw van de luchtmacht bij Ried, mij zag staan vroeg hij de chauffeur te toeteren. De overige passagiers waren nooit te beroerd om even te wuiven.

Mijn vader kwam altijd thuis met verhalen over Polly Grey, de grijze roodstaartpapegaai. Polly Grey is de mascotte van het 322e squadron, dat in 1943 in Engeland is opgericht. Het was het eerste squadron van de RAF dat geheel uit Nederlandse militairen bestond. De eerste Polly Grey is daar in 1943 door een piloot meegenomen naar het squadron waar hij al snel de mascotte werd. Hij kreeg de rang van sergeant eerste klas. In 1945 heeft koning George Vl het embleem voor het squadron officieel goedgekeurd. Op het embleem is Polly Grey afgebeeld met eronder de tekst: “Niet praten maar doen.” Polly Grey is ook afgebeeld op de staarten van de Leeuwarder F-16’s.

Hoeveel Polly Grey’s er geweest zijn ,weet ik niet. Wel herinner ik me dat mijn vader opgewonden thuis kwam met een wel heel sneu verhaal. Polly was dood. Polly kon vrij rondvliegen in een kantoortje. Net op het moment dat Polly nietsvermoedend tussen de deur en de muur zat werd de deur ruw open gedaan en kwam Polly klem te zitten. Hij heeft dit niet overleefd. Polly werd, evenals alle Polly’s die een militaire rang hebben, met militaire eer begraven. Mijn vader was bij de begrafenis aanwezig en heeft in geuren en kleuren verslag gedaan. Polly lag in een kistje met de Nederlandse vlag erover. In optocht werd Polly naar zijn laatste rustplaats gebracht.

Vorig jaar juni ben ik natuurlijk naar de open dagen van de luchtmacht op de vliegbasis Leeuwarden geweest samen met mijn broer. Twee dagen lang genieten van vliegtuigen in de lucht en op de static show. Als ik dan over de vliegbasis loop denk ik trots: “Dit was het werkterrein van mijn vader.” We vinden het heerlijk om na afloop van de vliegshow nog even op de basis rond te scharrelen en te kijken naar de vliegtuigen die weer naar hun thuishaven vertrekken. Als we via de verkoop- en informatiestalletjes, waar ze al aan het opruimen zijn, langzaam naar de uitgang wandelen, zie ik opeens Polly Grey zitten op een spitfire. Terwijl mijn broer probeert leuke foto’s van Polly Grey te maken, luister ik naar een jonge militair die vertelt over de grijze roodstaart. Ik vertel hem de verhalen van mijn vader over Polly Grey. Op een gegeven moment zegt hij: “U moet even wachten, ik heb wat voor u.” Hij verdwijnt in een van de gebouwen, het duurt even voor hij terugkomt. Trots overhandigt hij mij een paar platen, waaronder een prachtige afbeelding met het embleem van Polly Grey erop. Een verzamelaar heeft dit afgegeven bij het squadron. Het is een verzamelaarsitem. Hij vermoedt dat het bij mij in goede handen is. Ontroerd verlaat ik de basis. Met deze plaat ben ik echt heel blij!    

Anja Balt





zondag 19 maart 2017

Een wreed einde van een mooie lentedag


Een wreed einde van een mooie lentedag

 
Mijmerend zit ik op de bank te genieten van een kopje thee met een paar Weense wafeltjes van Manner. Eindelijk voorjaar. De zon schijnt wel niet uitbundig maar een gesluierde zon en een lekkere temperatuur maken me al blij. Ik ben veel buiten geweest. Alle ramen, ik moet er 17 bij langs, heb ik gelapt en zelfs het houtwerk heb ik afgenomen. Vervelend werk vind ik dit niet. Integendeel, ik ben lekker in beweging, het is een goede rekoefening voor de armen en rug. Ik geniet van het buiten zijn, de kreten van de koolmezen, het zingen van de vinken en de zanglijster en het geroekoe van de duiven. Deze winter hebben de turkse tortels massaal mijn tuin uitgekozen als pleisterplaats. Ik heb wel 20 tortels geteld in de kersenboom. Nu het voorjaar nadert verspreiden ze zich meer, ik zie ze al paren en met strootjes in de weer.  Ik heb ook nog een uurtje in de tuin rondgescharreld, dode takken weggehaald zodat ik de krokussen beter kan zien. Aan de zijkant van het huis ligt nog de grote vlinderplant die bij de laatste storm geveld is. Ik snoei de struik weer een stukje kleiner. Het zal nog wel een paar groene containers vol opleveren voordat de hele plant opgeruimd is. Terwijl ik zo rondscharrel krijg ik inspiratie voor een nieuwe column met als titel: ”I like it, i like it.”

Plotseling word ik in mijn gemijmer opgeschrikt door een doffe plof tegen het raam van de schuifpui. Ik zie nog net een wolk witte veertjes alle kanten uitwaaien alsof vrouw Holle haar kussens aan het uitschudden is. Heb ik mijn ramen te goed schoongemaakt? Ik zie alleen witte veertjes liggen, geen dode vogel. Dan ontdek ik de sperwer achter in de tuin op het paadje naar de vlonder. Hij zit bovenop een turkse tortel te trappelen. Hem wegjagen heeft geen nut, dan laat hij de prooi in de steek en zal hij weer een nieuwe prooi zoeken. Als de duif dood is plukt hij zorgvuldig alle veertjes eruit. Na een half uur herinneren alleen de witte veertjes nog aan het drama.

Ik besluit die avond vegetarisch te eten.
De kersenboom blijft leeg.
De column: “I like it, i like it” zal nog even moeten wachten.

Anja Balt


zaterdag 11 maart 2017

Inez Timmer speelt Coco Chanel


Inez Timmer speelt Coco Chanel
 
’s Avonds luister ik regelmatig naar het culturele radioprogramma Volgspot van Hijlco Span. Begin februari kwam er een bekende naam voorbij: Inez Timmer was te gast bij Hijlco. Ik ken Inez uit de jaren zeventig toen ik studeerde aan de lerarenopleiding Ubbo Emmius in Leeuwarden. Na ruim veertig jaar is het de hoogste tijd voor een hernieuwde kennismaking. Zaterdag 4 maart krijg ik de kans: Inez treedt op met de solomusical Mademoiselle Chanel in hotel Oostergoo in Grou.

Samen met een kennis ben ik vol verwachting naar Grou afgereisd. Voor slechts 10 euro p.p. mogen we naar binnen. In de nostalgisch gestoffeerde zaal met rood beklede stoelen komen we al snel in de juiste stemming. Het decor op het toneel ziet er mooi en uitnodigend uit. Het valt op dat er meer vrouwen dan mannen aanwezig zijn. Dit verwondert me niet. Ik heb wel eens in een klas de film Coco avant Chanel, met Audrey Tatou als Coco, laten zien. De meiden waren dan een en al aandacht, de jongens vonden er niks aan. De miniserie Coco Chanel met Shirley MacLaine in de hoofdrol ken ik ook. Ik ben dus goed voorbereid op datgene wat komen gaat.

Om acht uur zijn mijn ogen gericht op het podium in afwachting van mademoiselle Chanel. Ik zie haar nog niet maar hoor wel een stem : ”Levez-vous.”  Gehoorzaam als ik ben schiet ik omhoog. Het publiek om me heen blijft echter zitten. Dan zie ik achter me Coco Chanel, sigaret in de mond, ze beoordeelt de kleding van een mevrouw. Een verrassend begin van de voorstelling. En de voorstelling blijft verrassen. Mademoiselle Chanel vertelt over haar jeugd, haar gang naar het weeshuis, het maken van haar eerste hoeden, het ontwerpen van vrouwvriendelijke kleding, haar relaties met Balsan en Capel, de uitvinding van Chanel 5. Het verhaal wordt afgewisseld met bekende Franse chansons en een enkel Duits en Engels lied. Inez weet de zaal te boeien. De humor ontbreekt ook niet. Inez presteert het rustig door te vertellen terwijl ze zich verkleedt achter een scherm. Het publiek wordt zo nu en dan actief bij de voorstelling betrokken. Mede dankzij de kleinschalige locatie is er weinig afstand, alsof je op visite bent bij Coco Chanel.

In de pauze hoor ik alleen maar tevreden geluiden. Een mevrouw met een hoorapparaat is opgetogen dat ze alles kan verstaan. “Ze heeft een stem als een klok”, hoor ik iemand zeggen. De mannen zijn ook opgetogen.

Na de pauze vertelt Coco over haar leven tijdens en na de tweede wereldoorlog, over haar relatie met Peter von Dinklage en over haar terugkeer in de modewereld.

Na afloop van een boeiende voorstelling door een veelzijdig rasartieste lopen we gezellig keuvelend door het donkere Grou. Nog net op tijd ontdekken we onze auto op het plein waarvan we dachten dat het een ander plein was dichter bij het hotel.

 
Anja Balt


Met dank aan Ina de Vries die de foto's heeft genomen.

Inez Timmer is binnenkort te zien in diverse producties. Zie voor de speellijst op: www.theaterineziatief.nl