zaterdag 30 januari 2016

Een karbies vol herinneringen deel 3: Buiten spelen bij oma


Een karbies vol herinneringen
 
Hoofdstuk 3

Buiten spelen bij oma

 
En langs het tuinpad van mijn vader
Zag ik de hoge bomen staan
Ik was een kind en wist niet beter
Dan dat ‘t nooit voorbij zou gaan

 
Bij oma buiten spelen was het fijnste wat er was. Een mooiere speelplek kon ik me niet voorstellen. Mijn lievelingsplekje was de hoge zandbult die tussen twee lage schuurtjes lag. In de schuurtjes werd het voer voor de kippen opgeslagen. Het gereedschap werd er bewaard. Er zaten kleine ruitjes in aan de kant van de zandbult. Als ik boven op de zandbult stond kon ik over de lage schuine daken heen kijken. Samen met mijn nichtje Jeanne, die vier maanden jonger was, heb ik hier veel tijd doorgebracht. We bakten zandtaartjes en bouwden zandkastelen. Vaak zaten we gewoon rustig boven op de zandbult met het gezicht naar de weilanden. We keken naar de grazende koeien en  riepen van alles naar de boer die zo nu en dan op zijn tractor voorbij kwam. We zaten gezellig te keuvelen, hadden van alles samen te bespreken. We voelden ons vrij en veilig, het was ons plekje. We gingen ook wel achter de rij schuurtjes zitten, er was nog een smalle strook gras tussen de rij schuurtjes en het prikkeldraad. Daar zaten we helemaal verstopt. 

Het was helemaal feest als we met de grote kar, waarmee de eieren weggebracht werden, mochten spelen. Om de beurt op de kar zitten en trekken. Als de bessen rijp waren gingen we met de kar langs de bessenstruiken. We legden geplukte bessen in de kar om ze op de stoep voor huis op te eten. We mochten zoveel bessen plukken als we lustten. Rode en witte bessen en kruisbessen. We plukten ook wel de schermen van de vlier om met de zwarte bessen te spelen. We mochten ook wel eens mee als oom Wicher de eieren weg bracht. Jeanne en ik op de kar en oom Wicher trekken. Wat een feest. Als we dan ook nog een koekje kregen van een mevrouw die een paar dozen eieren had besteld was het feest compleet.

Bij het huis stonden appel- en perenbomen. Tussen twee perenbomen in bond oom Wicher vaak een stevig touw. Een jute zak in het midden over het touw en klaar was onze schommel. Alleen als het fruit bijna rijp was mochten we daar niet schommelen. Twee oude autobanden opgestapeld, een stevige plank erover, en klaar was onze wip.

Om het huis heen sluipen, elk een andere kant langs, was een leuk spannend spelletje. Je wist nooit bij welke hoek je elkaar tegen het lijf liep. Er was veel ruimte om te spelen. Rennen mocht, maar niet in de buurt van de kippenhokken. De kippen waren niet gewend aan rennende kinderen en vooral de witte leghorns stoven van schrik alle kanten uit als wij te hard langs liepen. We vonden de kippen wel heel leuk. Alle hokken hadden een uitloop naar buiten. Ik kan nog enorm genieten van het zachte tevreden getok van kippen. We boften als we met oom Wicher de hokken in mochten om de kippen voer en water te geven en eieren te rapen. We kregen ook wel een handje vol kippenringetjes in felle kleuren die we trots om onze vingers droegen en waarmee we kettingen maakten. Er was ook een hok met mooie fazanten, gelukkig waren de fazanten veel buiten in de ren te zien.

In het weiland, omzoomd door een houtwal, liepen schapen en soms één of twee pony’s. In het midden van het weiland was een hoge bult begroeid met gras. We renden vaak de bult op en af.

Het erf was heel geschikt om verstoppertje te spelen, eigenlijk te geschikt want als je van te voren niet afsprak waar je je mocht verstoppen vond je elkaar nooit terug. De voorraadschuren waren nooit op slot, we konden ons daar dus ook verstoppen. Met mijn vader speelde ik altijd verstoppertje in de voortuin waar genoeg struiken waren om achter te kruipen. Met vader gingen we ook wel auto’s tellen. We stonden dan met een notitieblokje en potlood ongeduldig te wachten tot er eindelijk een auto voorbij zou komen.

Heel vroeger was het pad vanaf de weg naar huis niet verhard. Voor ons kinderen was dat een voordeel. We tekenden met een stok vierkanten in het zand zodat we konden hinkelen. Toen het pad bestraat werd kwam er ook een betegeld paadje om huis heen te liggen. Er bleef nog een strook zand over die elke zaterdag door oom Wicher werd geharkt. Daarna mochten wij daar niet meer door heen lopen. Het erf moest er op zondag netjes uitzien.
 
Het huis is er nog maar het is al lang niet meer het huis van oma. Het is verbouwd, de fruitbomen zijn gekapt, waar de moestuin was is nu een parkeerterrein. In het weiland staan zomers caravans van kamperende vakantiegangers. De houtwal biedt beschutting, een kippenhok is verbouwd tot toiletgebouw. Och, ik hoop dat ze er net zo genieten van hun vakantie als ik vroeger deed.

 
Anja Balt

vrijdag 22 januari 2016

Een karbies vol herinneringen deel 2: Op audiëntie bij oma


Een karbies vol herinneringen.

Hoofdstuk 2

Op audiëntie bij oma

 
Zelfs vindt de mus een huis, o Heer
De zwaluw legt haar jongskens neer
In ’t kunstig nest bij Uw altaren

  
Tijdens schoolvakanties logeerden we vaak een paar dagen bij oma. Ik verheugde me er altijd op. Het leven speelde zich hoofdzakelijk af in de woonkeuken, daar werden niet alleen de maaltijden genuttigd en pruttelkoffie gedronken, ook ’s avonds zat de familie er bij elkaar. De voorkamer was voor de zon- feest- en verjaardagen. Oma, gekleed in een zwarte of blauwe jurk met stippeltjes of bloemetjes en een schort voor, de lange grijze vlecht gedraaid in een knotje, zat vaak in de keuken de krant  of een boek te lezen. Ook was ze wel aan het werk in de moestuin of was ze bezig buiten de vers geplukte groente te wassen in een teil. Oma bemoeide zich niet echt met ons kleinkinderen zoals moderne oma’s doen. Ze las ons niet voor en speelde ook niet met ons. Ze was wel vriendelijk. Ze was er gewoon.  Als oma de kleinkinderen wilde spreken ging ze daar apart voor zitten. Ze nam dan plaats in een fauteuil in de voorkamer. Meestal werd van te voren aangekondigd dat oma ons ’s middags wilde spreken. Ik speelde dan wat minder ontspannen in afwachting van het moment dat ik bij oma geroepen werd. Soms wilde oma mij alleen spreken, soms wilde ze mijn broertje en mij tegelijk “ontvangen”. Om in de voorkamer te komen liep je eerst door de keuken, dan door de lange gang waar je erg voorzichtig moest lopen want aan één kant stonden de dozen met eieren die voor de verkoop bestemd waren. Oma zat altijd in haar stoel bij het raam. Op tafel stond een theelichtje met mooie gekleurde glaasjes erin. Die plaatjes werden zo mooi verlicht als het lichtje brandde. Wij moesten op een eetkamerstoel voor oma gaan zitten. Het was allemaal heel plechtig. Oma vroeg ons van alles. Hoe het op school ging. Welke psalmen en gezangen we hadden geleerd. School vond ze heel belangrijk. Of we wel gehoorzaam waren. Of we wel lief waren voor onze ouders. Wat we later wilden worden. Oma vond dat ik schooljuffrouw moest worden en ze heeft nog gelijk gekregen ook! Na dit vraaggesprek wilde oma altijd met ons zingen. Ze had het psalmboek al klaar liggen. We begonnen altijd met psalm 42: “’t Hijgend hert der jacht ontkomen”. Daarna psalm 23: ”De Heer is mijn herder, ‘k Heb al wat mij lust. Hij zal mij geleiden naar grazige weiden. Hij voert mij al zachtkens aan waa’tren der rust”. Oma zong heel zachtjes met een wat krakerige stem. Ik zong heel zachtjes mee. Mijn broertje brulde uit volle borst mee. Ik was altijd zo blij dat er verder niemand in de kamer was. Het was iets moois tussen oma en haar kleinkinderen en daar hoorden geen pottenkijkers bij. Ik werd er ook erg verlegen van. Oma koos ook altijd samen met ons een psalm uit.. Zoals een keer psalm 84: “Zelfs vindt de mus een huis , o Heer”. Voor elke maandag moesten we een psalm of gezang uit het hoofd leren. Dit werd dan het eerste uur op school overhoord. Je hoorde een 10 te hebben op je rapport voor vers of tekst. Ik koos psalm 84 omdat mijn broertje deze psalm moest kennen na de vakantie.  Blij dat hij kon laten horen wat hij net geleerd had zong hij luidkeels: “Zelfs vindt de mus een huis o Heer, de zwaluw legt haar jonkies neer in de kunstmatige mest bij Gods lantaren”. Gelukkig hoorde oma, die wat doof begon te worden, het niet. Ik moest veel moeite doen om niet te lachen. Zoals ook die keer dat we bij oma zaten en hij zachtjes tegen me zei: “Oma heeft net zo’n stem als Malle Pietje”. Malle Pietje kenden we van de televisieserie Swiebertje. Malle Pietje, gespeeld door Piet Ekel, was voddenkoopman en de vriend van Swiebertje. Na het zingen kregen we soms nog wat geld voor in onze spaarpot. Ik was altijd opgelucht dat ik hierna weer lekker naar buiten kon om verder te spelen.

Vier foto's van het theelichtje met de mooie plaatjes van oma



woensdag 13 januari 2016

V&D Leeuwarden: herinneringen van een trouwe klant


Herinneringen aan V&D Leeuwarden

 
De Nieuwestad zonder V&D kan ik me niet voorstellen. Zolang ik me kan herinneren gingen we, als we in de binnenstad waren, even bij V&D naar binnen. Met de lift naar boven was een feest totdat mijn moeder, mijn broertje in de wandelwagen en ik vast kwamen te zitten in een overvolle lift. Heel vroeger had V&D zelfs personeel in dienst dat de lift bediende. Het trappenhuis heeft ook indruk gemaakt. Prachtige brede marmeren treden die, nadat de roltrappen zijn verschenen, er verloren bij liggen. Je moet nu zoeken naar het trappenhuis. Uit nostalgie ben ik nog een keer vanaf de derde verdieping via de trap naar beneden gegaan. Grappig om te zien dat de treden tussen de eerste verdieping en de begane grond het meest versleten zijn.

Het mooist was voor ons kinderen natuurlijk de grote speelgoedafdeling. Ik was gek op poppen en omdat V&D veel poppen had staan kon ik er mijn hart ophalen. Niet dat ik voor mijn verjaardag of Sinterklaas altijd precies kreeg wat ik wenste. Mijn ouders keken meer naar wat ze zelf mooi vonden dan naar wat ik echt mooi vond. Wel mocht ik tijdens een zomervakantie alleen naar V&D om het kleine popje, dat ik daar gezien had, te kopen. Ik heb de hele weg gehuppeld en gedraafd. Trots kwam ik thuis met mijn popje. Het is van goede kwaliteit want ik heb het nog steeds. De speelgoedafdeling van nu is maar een fractie van wat hij ooit was. Wat ook al lang verdwenen is zijn de mooie etalages. Vroeger, dan bedoel ik de jaren vijftig en misschien nog deels jaren zestig, had V&D een grote portiek waar je doorheen kon lopen. De etalages waren altijd mooi ingericht. Ik droomde ervan zo’n kinderetalagepop thuis te hebben. Een speelkameraadje om aan- en uit te kleden met mijn eigen kleren. In december waren de etalages op z’n mooist. Hele taferelen waren uitgebeeld met bewegende Zwarte Pieten. Elke keer als we langs V&D kwamen stonden we ons te vergapen aan al dat moois.

Wat ook veranderd is, is de entree. Vroeger had je bij de ingang aan twee kanten een trap naar de kelder. In de kelder is een lunchroom geweest en een supermarkt. Mijn moeder deed geen inkopen bij deze supermarkt. Mijn tante Jannie wel. Als ze logeerde bij opa kocht ze hier allerlei lekkers. Ik ben een keer met haar mee geweest en heb met jaloerse blikken gekeken naar alle luxe heerlijkheden die ze kocht. Wanneer de supermarkt is verdwenen weet ik niet, wel dat er daarna gereedschappen en tuinartikelen verkocht werden. Toen die afdeling ook opgedoekt was werd de kelder de plek waar allerlei afgeprijsde artikelen lagen. Daarna werd de kelder voor het publiek gesloten en verdwenen ook de twee trappen. Bij de ingang kwam een soort serre waar ook wel boeken verkocht werden.

De meubelafdeling op de 3e etage, de kampeerafdeling, de stoffenafdeling, Dixons, allemaal zijn ze weg. V&D heeft zelfs een afdeling gehad met aquariums. Ik heb er in de jaren 70 wel visjes gekocht voor mijn aquarium. Ook een keer twee grote roze zoenvissen. Mijn moeder wond ze vreselijk lelijk, ik vond ze aandoenlijk mooi. Ze zoenden elkaar namelijk echt. Het waren geen makkelijke vissen om te houden, ik heb ze helaas niet lang gehad.

Mijn tante Cathy werkte op de afdeling kinderkleding. Als we bij V&D waren gingen we vaak stiekem naar haar kijken. Ik vond haar heel deftig gekleed in een V&D uniform: een donkerblauw mantelpakje met een witte blouse. Ze praatte ook heel deftig en deed heel vriendelijk tegen de kinderen. Vroeger werd je nog geholpen, ook bij V&D. Dankzij tante Cathy werden alle neefjes en nichtjes goed voorzien van kleding. Tante Cathy had tijdens de uitverkoop de eerste keus en kocht dan voor iedereen afgeprijsde kleding. Gelukkig had ze een goede smaak. Ik was altijd blij met de kleren die zij voor me meenam. Wat was ik blij met de lange broek met een klein rood-zwart ruitje! Heel wat anders dan die zwarte broeken met elastiek onderin de pijpen waarover je nog een rokje droeg.  Of die lange kousen die met een jarretel werden vastgehouden en waarover je een wollen onderbroek met pijpjes droeg. Eindelijk mocht je als meisje gewoon in een lange broek lopen. De jongens waren minder blij met de kleding van tante Cathy. Mijn broertje moest zuiver wollen truien en broeken dragen en verging dan de hele winter van de jeuk. Mijn vier neefjes droegen op zon- en feestdagen overhemdjes met een vlinderstrikje. Ze vinden nu dat ze toen voor aap liepen.    

Kinderkleding verkoopt V&D nog steeds. De afdeling boeken en cd’s is drastisch uitgedund. Als V&D boeken in de uitverkoop had was ik er als de kippen bij. Ik heb er veel boeken voor een koopje op de kop getikt. O.a. een kunstencyclopedie, een dierenencyclopedie, een natuurencyclopedie en een algemene encyclopedie. Ook lagen er in de kerstvakantie vaak jeugdboeken in de opruiming. Ik beheerde de schoolbibliotheek en heb er voor school menig jeugdboek goedkoop weggehaald. V&D had ook ooit een grote keus aan grammofoonplaten. Toen de plaat door de cd werd verdrongen hield V&D een spectaculaire platenuitverkoop. De platen werden per kilo verkocht. Ik heb daar toen mijn slag geslagen.

Het prijzencircus is er nog steeds maar het is een mager aftreksel van wat het circus ooit was. Tijdens de eerste jaren van het circus liep het personeel rond als clown en circusdirecteur en waren er echt veel koopjes. Ook werd elk uur een ander koopje omgeroepen waar iedereen dan op af  rende. Zelfs Berdien Stenberg heeft tijdens een circus in de winkel staan fluiten. Legendarisch zijn de leuke vrolijke plastic tassen die speciaal tijdens het prijzencircus werden gegeven.

De fraaie kerstafdeling was ook jaren een publiekstrekker. Maar langzamerhand is deze afdeling ook steeds kleiner geworden. Wat een feest toen ik een keer met mijn broer vlak voor kerst aan het eind van de middag nog even over de kerstafdeling liep toen er werd omgeroepen dat je voor 5 gulden een grote zak met kerstversierselen mocht vullen. Wij waren er als de kippen bij. Een echt grote zak werd gevuld met de mooiste kerstballen. Nog steeds worden ze elk jaar in onze boom gehangen.

Wat ik ook zo mooi vind bij V&D in Leeuwarden is het prachtige uitzicht op de Nieuwestad met de Waag vanuit het restaurant en vanuit de herenpaskamer.  

V&D, ik kom er nog steeds graag. Zonder V&D is de binnenstad niet compleet.

 
 Anja Balt





Uitzicht vanuit de herenpaskamer

Uitzicht op de Waag vanuit de herenpaskamer


dinsdag 5 januari 2016

Column: Vergeet-me-nietjes


Vergeet-me-nietjes

 
Er is een klein bloempje
Verborgen achter ’t riet
‘t Is blauw gelijk den hemel
En ’t heet vergeet-me-niet
 
Dit versje heeft een schoolvriendinnetje in november 1963 in mijn poesiealbum geschreven.
Vijftig jaar later zag ik haar naam met foto staan in de gemeentegids van de kerk. Op een avond besloot ik haar op te bellen. Ik wist niet zeker of het mijn oude schoolvriendinnetje was, er zijn natuurlijk meer mensen die dezelfde naam dragen. Ik had geluk, de vrouw die opnam herkende na een paar seconden mijn naam. Beiden opgegroeid in Leeuwarden, nu beiden woonachtig in Heerenveen. En we zijn elkaar niet vergeten.

 In een oud Duits volksverhaal wordt verteld hoe het vergeet-me-nietje aan haar naam is gekomen. Een jongen en een meisje wandelen de avond voor hun bruiloft hand in hand langs de Donau. Opeens ziet het meisje mooie hemelsblauwe bloemetjes aan de waterkant staan. Haar verloofde plukt de bloemetjes voor haar maar verliest daarbij zijn evenwicht en valt in het water. Voor hij door de stroom in de rivier wordt meegesleept gooit hij zijn vriendin de bloemetjes toe terwijl hij roept: ”Vergeet me niet”!

De oudste poesiealbums dateren uit begin 1800. Volgens mij is de traditie om familieleden en vriendinnetjes een versje in je album te laten schrijven zo langzamerhand verdwenen. Het versje moest in je beste handschrift zonder fouten geschreven worden, bij voorkeur met vulpen. Er mochten geen vlekken in komen. Het was immers een boekje om te bewaren. De mooie nostalgische poesieplaatjes, sommige met glittertjes, zijn nog steeds te koop. We zijn niet meer gewend om in ons beste handschrift iets op papier te zetten. We hebben of nemen er de tijd niet meer voor. We sturen liever een mailtje, pb’tje op facebook of appje. In plaats van een mooi poesieplaatje erbij te plakken voegen we een selfie toe of een foto van wat we gaan eten en drinken. We appen wat af. Waar je ook komt, overal zijn mensen met hun smartphone of iPhone  in de weer. We multitasken dat het een lieve lust is. Tijdens de maaltijd vergeten we te genieten van ons eten doordat we tegelijkertijd televisiekijken of met ons mobieltje bezig zijn.

 Laten we vooral de persoonlijke contacten niet vergeten. Niet vergeten te groeten, niet vergeten de tijd te nemen voor een praatje. Het oude spreekwoord: “Beter een goede buur dan een verre vriend” moet niet in de vergetelheid raken. Ik eindig met een leuk idee. Als iedereen in het voorjaar een paar vergeet-me-nietjes in de tuin plant kleuren de straten straks prachtig blauw. Het vergeet-me-nietje: symbool voor liefde, trouw en hoop.

 Anja Balt

Deze column heb ik geschreven voor het wijkblaadje De Nijehasker dat eind februari verschijnt.



Dit is het poesiealbum van mijn oma dat ze op 21 mei 1912 gekregen heeft van een vriendin.

Bladzijde uit het poesiealbum van mijn oma.

Bladzijde uit mijn eigen poesiealbum.