zondag 21 februari 2016

Sigarenbandjes sparen


Een karbies vol herinneringen

Hoofdstuk 6
 
Sigarenbandjes sparen
 

Roken was in de jaren vijftig en zestig heel normaal. Zo rookte mijn vader een pijp en sigaren. Na het eten ging hij in zijn leunstoel bij de haard zitten en stak een sigaar op of stopte zijn pijp. Hij zat dan tevreden rokend de krant te lezen. Naast de stoel stond op een standaard een asbak die met een soort knop opengeduwd werd.  Het lag voor de hand dat ik sigarenbandjes ging sparen. Mijn vader was altijd bereid ter wille van mij sigaren met mooie bandjes te kopen. Soms waren er sigarendozen met bepaalde thema’s zoals bloemen, vogels, steden, landen of klederdrachten.  Elke sigaar had dan een ander bandje en onderin de doos lag een hele grote sigarenband. Het was ook heel gewoon om sigarenrokende mannen op straat aan te spreken en te vragen: “Mijnheer, mag ik het sigarenbandje?”
 
Vlak bij ons was op een hoek het tabakswinkeltje van Theun de Bruin. De winkel was meer dan een verkooppunt van rookwaren. Het was ook een soort openbare telefooncel. Veel mensen hadden nog geen telefoon en belden bij Theun bijvoorbeeld de dokter op als er iemand ziek was. Het winkeltje was ook het trefpunt van voetballiefhebbers die er uitgebreid de voetbaluitslagen bespraken.
 
Opa rookte niet maar hij had altijd een voorraadje sigaren in huis om aan het bezoek te kunnen presenteren. Ik hoopte altijd dat ik voor opa naar de sigarenwinkel mocht voor een boodschap. De sigarenwinkel bij opa in de buurt was ook op een hoek en groter dan de winkel van Theun. De winkelier was zo goed als blind. Toch wist hij zijn zaak goed te runnen. Op de tast wist hij alles te vinden en ik denk dat iedereen eerlijk het gewenste bedrag betaalde. Ik kreeg van de vriendelijke sigarenman altijd een handvol mooie sigarenbandjes mee. Dankzij hem heb ik een hele serie bandjes met verkeersborden bijeen vergaard. Alle bandjes werden zorgvuldig in een schrift geplakt en dubbele bandjes werden in een sigarendoos bewaard om te ruilen. Ik weet zeker dat ik mijn schrift mijn sigarenbandjes nog moet hebben, ik kan het echter niet vinden. Wel heb ik twee sigarendozen vol met dubbele bandjes gevonden.
 
Er waren in de stad ook nog twee piepkleine winkeltjes waar een sigarenmaker aan het werk was. Deze werkplaatsen bevonden zich beide in een steegje. Mijn vader heeft me wel eens meegenomen om te laten zien hoe sigaren gemaakt worden. Daar zat dan een oude man aan een tafel voor het raam van tabaksbladeren sigaren te rollen. Mijn vader kocht dan een paar sigaren om de man een plezier te doen. Lekker vond hij deze sigaren niet.

Het was nooit moeilijk om iets te kopen voor een verjaardag of vaderdag. Een doos sigaren, een pakje pijptabak of een nieuwe pijp waren altijd welkom.

Sigaretten heeft mijn vader nooit gerookt, mijn moeder overigens ook niet. Wel kwamen mijn ouders op een dag thuis met een sigarettenezel. Die hadden ze tijdens de uitverkoop in de etalage van een tabakswinkel zien staan. De sigaretten worden in een bakje op de rug van de ezel gelegd, als je de ezel dan aan de oren trekt gaat de staart omhoog en poept hij een sigaret uit. Wat hadden we een lol met deze ezel. En ik had weer lol toen ik hem laatst op zolder in een doos terugvond. Ik bewaar de ezel nu onder het motto: “Je bent een ezel als je rookt”.

 
Anja Balt






Geen opmerkingen:

Een reactie posten