zaterdag 13 februari 2016

Kauwtjes


Een karbies vol herinneringen

Hoofdstuk 5

Rare vogels, die kauwtjes

 
Het leuke van de winter is dat ik de vogels kan bijvoeren. Ik heb weer een silo met zaad en een silo met vetballen in een boom gehangen. Het duurt niet lang of de koolmeesjes, pimpelmeesjes en musjes hebben de lekkernijen ontdekt. Na een dag is de silo met vetballen leeg. Die kunnen nooit zo snel door de kleine vogeltjes opgegeten zijn. Het zaad slinkt ook opvallend snel. De boosdoeners laten niet lang op zich wachten. De kauwtjes hebben het voer ook ontdekt. Zittend op een tak kunnen ze beide silo’s met hun grote snavel bereiken. Ik heb de vetballen dichter bij de woning opgehangen en de silo met zaad zo opgehangen dat die niet meer vanaf een tak bereikbaar is. Het werkt. De kauwtjes wagen zich niet te dicht bij het huis. Maar ze blijven proberen zaad uit de silo te pakken. Ze maken allerlei rare capriolen als ze proberen vliegend een zaadje mee te pikken. Ze proberen met hun grote klauwen houvast te krijgen aan de gladde silo maar het lukt niet. De stokjes zijn te klein. Ik zie ze denken: ”Wat die kleine opdonders kunnen moet ons toch ook lukken?” Ze blijven proberen, dag na dag. Het zijn doorzetters. De houtduiven, Turkse tortels en vinken maken het zich gemakkelijker door het zaad, dat in grote hoeveelheden naar beneden valt, van de grond te pikken. De acrobatische toeren van de kauwtjes leveren fraaie foto’s op, genomen door het raam met telelens. Ze zijn snel weg als ze een mens ontdekken.

Dat was bij mijn opa wel anders. Wat mijn opa lukte is mij nog nooit gelukt. Hij wist de vogels tam te maken. Niks geen prijzig zaad of vetballen, gewoon kruimeltjes brood, spekzwoerd en kaaskorsten. Als mijn opa de keukendeur open deed kwamen de musjes er aan. Ze waren totaal niet schuw, hipten zo de keuken in. De merel vloog altijd zonder te aarzelen naar de schoorsteenmantel waar opa een kaaskorst voor hem had neergelegd. Er kwam ook altijd een tamme kauw. Deze vogel ging in de vensterbank zitten om naar binnen te kunnen kijken. Als hij opa in zijn leunstoel zag zitten tikte hij met zijn snavel op het raam. Zodra mijn opa opstond vloog de kauw weg en ging op de kruk van de keukendeur zitten. Zo draaide de slimmerik mee naar binnen als opa de deur open deed. Deze kauw was ook gek op kaaskorsten die hij gewoon uit de hand at. Als hij verzadigd was ging hij op een hekje in de tuin zitten. Dan hield hij zijn kopje scheef en kon je hem op de kop krauwen. Niet alleen opa, ook ik mocht dat doen. De vogel genoot zichtbaar en opa en ik genoten ook.

Mijn tante Tine uit Soest had minder geluk met een kauw. Ook bij haar dook een tamme kauw op. Nu was tante Tine niet echt een dierenliefhebber zoals opa. Of het dier dat aanvoelde weet ik niet, maar zodra tante Tine door de tuin liep dook de vogel op haar af en pikte haar in de kuiten. Ze droeg altijd nylons en die werden keer op keer door de kauw aan flarden gepikt. Haar man en vier zoons hadden geen last van de kauw, hij had het alleen op haar voorzien.

Van opa heb ik het Verkade-album “Hans de torenkraai” gekregen. Ik vond het als kind al een prachtig  boek met mooie plaatjes van vogels en bloemen. Zo leerde ik de namen van de vogels en planten kennen. Het boek heeft een ereplaatsje in mijn boekenkast en ik kijk er nog graag in. Het is een mooie herinnering aan opa en de vogels bij hem in de tuin.

 
Anja Balt




Geen opmerkingen:

Een reactie posten